Erik de Rode
Van Wikipedia
Erik de Rode (950 - 1003; Oud-IJslands: Eiríkr Rauði; Noors; Eirik Raude), zo genoemd vanwege zijn rode haar, was de stichter van de eerste Scandinavische nederzetting op het eiland dat tegenwoordig Groenland wordt genoemd. (Het eiland werd toen al bewoond door inuit eskimo's en daarvoor hebben er misschien Dorset-mensen geleefd) Erik was de vader van Leif Eriksson (Leiv Eiriksson). Hij werd geboren in Noorwegen als de zoon van Þorvaldur Ásvaldsson (Thorvald Asvaldsson), en werd daarom ook wel Erik Torvaldsson (of Eiríkur Þorvaldsson) genoemd.
Rond 960 werd Eriks vader gedwongen Noorwegen te ontvluchten vanwege een moord. De familie streek neer in IJsland, maar in 982 werd Erik daar eveneens verbannen vanwege alweer een moord. Hij besloot op zoek te gaan naar een land ten westen van IJsland dat eerder gezien was door ene Gunnbjörn, die het de naam "Gunnbjarnarsker" ("Gunnbjörn's riffen") had gegeven.
Volgens de Sage van Erik de Rode bracht hij de drie jaar van zijn verbanning door met het verkennen van de Groenlandse kust, en keerde terug naar IJsland met sterke verhalen over dit nieuw gevonden land. Met een groot aantal kolonisten ging hij in 985 opnieuw naar Groenland en stichtte daar twee koloniën aan de westkust; de oostelijke nederzetting (bij de zuidkaap) noemde hij Eystribyggð en de westelijke (in de buurt van het huidige Nuuk) Vestribyggð. In Eystribyggð bouwde hij voor zichzelf het landgoed Brattahlíð, vlakbij wat nu Narsarsuaq is. Zijn titel was die van "hoogste hoofdman" van Groenland. Men ondernam de kolonisatie met vijfentwintig schepen, waarvan er veertien de reis volbrachten; van de andere elf keerden er een aantal terug, terwijl de rest op zee ten onder ging.
De kolonie floreerde en groeide tot meer dan 3000 inwoners. Bij de oorspronkelijke groep voegden zich immigranten die de overbevolking in IJsland ontvluchtten. Helaas bracht één groep in 1002 een (onbekende) ziekte met zich mee, waardoor de kolonie na een epidemie decimeerde. Veel leiders kwamen om, waaronder in de winter van 1003 Erik zelf. Toch bleek de kolonie in staat zich te herstellen, en ze bleef bestaan totdat de kleine ijstijd haar tenslotte wegvaagde in de 15e eeuw, niet lang voordat Christoffel Columbus zijn roemruchte reis ondernam in 1492.
Voorzover men weet had Erik vier kinderen: een dochter, Freydís Eiríksdóttir en drie zonen, Leifur Eiríksson (de ontdekkingsreiziger), Þorvald Eiríksson en Þorsteinn Eiríksson. Erik was een heiden, in tegenstelling tot zijn zoon Leifur.