Kleine tapijtkameleon
Van Wikipedia
Kleine tapijtkameleon | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
|
|||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||
Furcifer minor Günther, 1897 |
De kleine tapijtkameleon (Furcifer lateralis lateralis) is een hagedis uit de familie kameleons (Chamaeleonidae). Deze soort werd ooit als ondersoort van de tapijtkameleon (Furcifer lateralis) gezien. Beide soorten leven op Madagaskar, een eiland voor de Afrikaanse kust.
[bewerk] Beschrijving
De kleur van de kleine tapijtkameleon is bruin tot grijsgroen met een lichte schuine bandering op de rug en enkele donkere vlekken op de flanken. Omdat ze erg snel van kleur en patroon kunnen veranderen, is het niet eenvoudig om deze te beschrijven. Het vrouwtje kan als ze reageert op een mannetje zelfs fel roze-omrande paarse vlekken laten zien. Ook is een knalgeel lijnenpatroon op de flanken en rug aanwezig, de bovenzijde van de kop is felrood gekleurd. Dit doet ze niet om het mannetje te lokken, maar juist om te laten zien dat ze al zwanger is. De externe link 1) heeft enkele voorbeelden hiervan. De mannetjes zijn te herkennen aan de knobbelige hoorns op de kop die recht naar voren steken. Het lichaam is wat langgerekter dan van de bekendere kameleonsoorten en stekelkammen ontbreken. Mannetjes hebben een oorkwab en een helmachtige kam op het achterhoofd die bij vrouwtjes veel minder ontwikkeld is. De mannetjes worden ongeveer 30 centimeter lang, vrouwtjes blijven vaak rond de twintig cm.
[bewerk] Algemeen
De kleine tapijtkameleon leeft in bossen en bergwouden en deze soort houdt van relatief koelere en drogere biotopen, maar dat wil niet zeggen dat hij van kou en droogte houdt. Meestal is de kameleon te vinden tussen de struiken in open bossen. Ook plantenkwekerijen zoals koffie- en cacaoplantages zijn een goede biotoop, omdat deze een open structuur hebben en er toch dichte begroeiing is. Het voedsel bestaat voornamelijk uit insecten maar de grotere mannetjes pakken ook hagedissen en kleine zoogdieren. De eitjes, meestal 4 tot 16 per keer, worden drie keer per jaar afgezet, de juvenielen zijn egaal groen van kleur.