Rafael Leónidas Trujillo
Van Wikipedia
Generaal Rafael Leónidas Trujillo Molina (San Cristóbal, 24 oktober 1891 – Ciudad Trujillo, 30 mei 1961) was een politicus en militair uit de Dominicaanse Republiek. Van 1930 tot 1961 regeerde hij dat land als een dictator. Van 1930 tot 1938 en van 1942 tot 1952 was hij president.
Hij pleegde in 1930 een staatsgreep tegen Horacio Vásquez, en riep zichzelf uit tot president. Zijn regering werd gekenmerkt door persoonsverheerlijking: zo liet hij de hoofdstad Santo Domingo hernoemen tot Ciudad Trujillo, en de hoogste berg van zijn land, de Pico Duarte, tot Pico Trujillo. Verder werden er in het hele land standbeelden voor en door hem neergezet.
Omdat hij als kind kroonkurken spaarde, werd "kroonkurk" (chapita) al snel zijn bijnaam. Hij werd hier zo woedend over, dat hij het woord kroonkurk verbood. Een andere bijnaam voor Trujillo was "de bok" (El chivo), vanwege zijn vele buitenechtelijke verhoudingen.
Trujillo koos voor de geallieerden gedurende de Tweede Wereldoorlog, en genoot mede daarom de steun van de Verenigde Staten. Hij stelde zijn land open voor Joodse vluchtelingen uit Europa en republikeinse vluchtelingen uit de Spaanse Burgeroorlog, weliswaar tegen betaling. Volgens veel historici had deze bevordering van immigratie racistische motieven: hij wilde van de Domicaanse Republiek een blank land maken. Dat sluit ook aan bij het feit dat hij ongeveer 20.000 (zwarte) Haïtianen liet vermoorden. Zelf gebruikte hij make-up om zijn gezicht blanker te laten lijken dan het in werkelijkheid was.
Trujillo maakte van zijn land een bastion tegen het communisme en verwelkomde buitenlandse investeerders. Hoewel de economie enige groei kende, bleef het grootste deel van de rijkdom in de handen van hemzelf of zijn familie. Corruptie liep de spuigaten uit.
In de laatste jaren van zijn regering verloor hij door een aantal schandalen de steun van de V.S. Zo liet hij vermoedelijk de CIA-agent Jesús de Galíndez kidnappen en vermoorden. In 1960 probeerde hij de Venezolaanse president Rómulo Betancourt om te brengen, waarna de V.S. en de andere leden van de OAS de banden met hem verbraken. Een jaar later werd hij door zijn eigen militairen vermoord, volgens sommigen met steun van de CIA. Hij ligt begraven in Père-Lachaise.