Seksueel dimorfisme
Van Wikipedia
Seksueel dimorfisme (sexus = geslacht; di = 2; morphe = vorm, gedaante) of geslachtsdimorfisme is het verschil in vorm tussen mannetjes en vrouwtjes bij dezelfde diersoort en kan ook optreden bij planten, zoals bij sommige varens. Het betreft hier niet de geslachtsorganen zelf, maar andere verschillen.
Seksueel dimorfisme kan zich tonen in verschillende lichaamskenmerken:
- Grootte: (mannetjes groter of kleiner dan vrouwtjes) Bij veel vogels en zoogdieren zijn de mannetjes groter dan de vrouwtjes (voorbeeld: gorilla).
Bij veel insecten, spinnen, padden en roofvogels zijn mannetjes kleiner (voorbeeld: havik). - Beharing: baardgroei bij de mens; manen bij de leeuw.
- Kleur: verenpracht bij mannetjesvogels.
- Huid: het Gewei bij mannetjesedelherten.
- Tanden: slagtanden bij mannetjeszwijnen en -walrussen.
- Snavel: een opvallend verschil in snavelgrootte en -vorm bij de geslachten van de uitgestorven Nieuw-Zeelandse huia
Enige dieren, vooral vissen en eenden, tonen seksueel dimorfisme alleen in de paartijd.
Seksueel dimorfisme is heel opvallend bij de fazant. De mannetjes zijn groter dan de vrouwtjes en hebben een prachtig verenkleed.
Deze opvallende tooi maakt ze wel erg kwetsbaar voor roofvijanden. Hun levensduur is dan ook slechts 10 maanden, oftewel de helft van het vrouwtje. Anderzijds leveren de mooie veren wel reproductiesucces op, want vele vrouwtjes kiezen zo'n mooie haan om mee te paren.
Ook bij kuddedieren als edelherten wordt het reproductieve succes bepaald door het aantal vruchtbare vrouwtjes waarmee het mannetje weet te paren. Zijn gewei is een voorbeeld van een seksueel dimorfisch wapen. Hiermee bevecht het mannetje zijn paarrechten. Op deze manier zijn de grootste en sterkste mannetjes het meest succesvol bij de reproductie en geven ze deze eigenschappen door aan de volgende generatie. Ook hier gaat dat ten koste van hun eigen levensduur.
Toegang tot de andere sekse is niet de enige reden voor het bestaan van seksueel dimorfisme. Speciaal bij insecten zijn de vrouwtjes vaak groter dan de mannetjes. Hierdoor kunnen ze meer eieren dragen en leggen. Bij bijen en hommels zijn er zelfs verschillen tussen het fertiele vrouwtje (de koningin), de werksters (steriele vrouwelijke exemplaren) en de dar (het mannetje).
In sommige gevallen stelt seksueel dimorfisme mannetjes en vrouwtjes in staat verschillende voedselbronnen te exploiteren. Op deze manier vergroten ze hun gezamenlijke opbrengst. Bijvoorbeeld bij sommige soorten spechten hebben de seksen snavels met verschillende lengte en vorm.