's Grevelduin-Capelle
Van Wikipedia
's Grevelduin-Capelle, meestal aangeduid als Capelle, is een dorp in de provincie Noord-Brabant. Het dorp is ontstaan in de 13e eeuw en behoorde oorspronkelijk bij het Graafschap Holland. Tot 1923 was Capelle een zelfstandige gemeente. In 1923 werden de dorpen Sprang, Vrijhoeve-Capelle en Capelle samengevoegd tot de gemeente Sprang-Capelle. In 1997 werd de gemeente Sprang-Capelle opgeheven en sindsdien maakt het dorp Capelle deel uit van de gemeente Waalwijk.
[bewerk] Bezienswaardigheden
- Hervormde Kerk aan de Hoofdstraat
- De (jacht)haven van Capelle
- Het herdenkingsmonument bij het Capelse Veer. Dit monument herinnert aan de slag om het Capelse Veer (1944-1945)
- De veerpont tussen Capelle en Dussen
- De oude stationsrestauratie van Capelle (momenteel in gebruik als restaurant) en het spoorwachtershuisje aan de Wendelnesseweg
- Het halve zolen fietspad
- De neoklassieke villa (19e eeuws) aan de Nieuwevaart, die vroeger bewoond werd door de burgemeester van Capelle, G. Vermeulen
- Kasteel Zuidewijn aan de Hogevaart
[bewerk] Historie van Capelle
Rond 1200 was het gebied rond Capelle, de Langstraat, een grote wildernis. Het gebied hoorde destijds bij het Graafschap Holland. Op een gegeven moment begon de Graaf van Holland met het "in leen geven" van stukken van dit moeras. Degenen, die de grond in leen kregen, moesten er voor zorgen dat de grond ontgonnen werd. Verder moesten ze een jaarlijkse rente of cijns betalen en manschappen leveren aan de graaf. Op het grondgebied van Capelle ontstonden in die tijd drie ambachtsheerlijkheden. Deze drie heerlijkheden, die het dorp Capelle zouden vormen, waren Nederveen-Capelle, Zuidewijn-Capelle en 's Grevelduin-Capelle. Deze ambachtsheerlijkheden hadden een gezamenlijke kapel (kerk). Vandaar de naam Capelle. Aangezien 's Grevelduin-Capelle de belangrijkste kern was, wordt het dorp Capelle ook wel aangeduid als 's Grevelduin-Capelle. Het dorp Capelle komt waarschijnlijk voor het eerst voor in een afschrift van een akte van 29-31 augustus 1257, die te vinden is in de abdij van Sint-Truiden. In deze akte droegen Walterus Spirinch, heer van Aalburg, en zijn vrouw Ysalde al hun bezittingen over aan de abdij van Sint-Truiden, waaronder de tienden in de parochie "Waspich" en "Capella". Waarschijnlijk vormden Waspik en Capelle in 1257 dus één parochie. Er was dus sprake van een kerk, waaruit afgeleid kan worden dat het aantal inwoners al een zekere omvang had bereikt.
Capelle lag destijds in de Grote Waard of Zuid-Hollandse Waard, ook wel genoemd: "Dortse Waard", die in de nacht van 18 op 19 november 1421 door de Sint Elisabethsvloed werd getroffen. Capelle werd door het water verslonden. Ook de middeleeuwse kapel van Capelle werd verwoest. Capelle werd echter herbouwd. De winterdijk werd versterkt en ten zuiden van deze dijk werd Capelle weer opgebouwd.
De belangrijkste inkomstenbron van de inwoners van Capelle was oorspronkelijk het turfsteken / handelen in turf. Turf was destijds de belangrijkste brandstof. Via de vaarten en de haven van Capelle werd de turf afgevoerd naar de grote steden. Door de turfvaart vestigden zich in Capelle ook vele schippers. Ook de landbouw begon zich gaandeweg in Capelle te ontwikkelen.
Aan de turfhandel kwam in de 17e eeuw een einde door het uitgeput raken van de turfgronden. De landbouw begon belangrijker te worden. Door de vele overstromingen in de Langstraat was het buitendijkse gebied zeer vruchtbaar geworden door toedoen van de achtergebleven rivierklei. Het gras wat hierop groeide was zeer geschikt voor het maken van hooi. De hooihandel verdrong de turfhandel. De schippers konden overgaan op het transport van hooi.
In 1814 werd de Hollandse gemeente Capelle aan de provincie Noord-Brabant toegevoegd. Niet zo lang hierna werd het wapen van Capelle vastgesteld. Het wapen valt als volgt te omschrijven: "Van zilver, beladen met een berg (duin), waarop een kapelletje (een kapelsvlinder), alles in hunne natuurlijke kleur". Het is dus een dubbel sprekend wapen (duin wijst op 's-Grevelduin en kapelletje op Capelle). Op woensdag 13 januari 1819 werd het grondgebied van Capelle afgepaald. Capelle kende in die tijd negen buurgemeenten. Dit waren: Dussen, Meeuwen, Drongelen, Besoyen, Sprang, Vrijhoeve-Capelle, Loon op Zand, Dongen en Waspik.
In de tweede helft van de 19e eeuw geschiedde het personen- en goederenvervoer in de Langstraat hoofdzakelijk per diligence en met paard en wagen. Er waren ook enkele stoombootdiensten met het westen van Nederland vanuit de havens in de Langstraat, waaronder de Capelse haven. Deze waren vooral belangrijk voor de veehouders en veehandelaren, want zij moesten regelmatig met hun vee naar de veemarkt in Rotterdam. Vanuit de Capelse haven werd er ook veel hooi naar Rotterdam vervoerd. Jaarlijks gingen ongeveer 800 schepen de Capelse haven in en uit. Zij vervoerden in totaal 40000 ton. Ongeveer 10 schepen van meer dan 10 ton hadden hun thuishaven in Capelle.
De landbouw, handel en industrie in de Langstraat (vooral de schoenindustrie en lederindustrie) hadden problemen met het transport van hun goederen. Een spoorlijn zou de oplossing voor het vervoersprobleem zijn. Er werd flink gelobbyd bij de regering en in 1875 ging de Tweede Kamer akkoord met de aanleg van een spoorlijn. Deze zou lopen tussen Lage Zwaluwe en 's-Hertogenbosch. In de periode 1886-1890 werd de Langstraatspoorlijn aangelegd. Deze spoorlijn kreeg al gauw de bijnaam "halve zolenlijntje", omdat vooral de schoen- en lederindustrie er gebruik van maakte. Ook Capelle kreeg een station. Voor de Capellenaren was de ligging van het station echter zeer ongelukkig: het lag helemaal aan de oostzijde van het dorp. In 1893 werd dat probleem opgelost: op de hoek van de Heistraat en Nieuwevaart kwam een nieuw station. Capelle beschikte vanaf dat moment over twee stations.
Aan het einde van de 19e eeuw werd begonnen met het graven van de Bergse Maas. Deze werd gegraven om de rivieren Maas en Waal te scheiden, waardoor er minder kans was op overstromingen. De Bergse Maas kwam ten noorden te liggen van het Oude Maasje en werd in 1904 officieel in gebruik genomen.
Capelle ging de 20e eeuw binnen en bleef qua karakter een echt boerendorp. Verder was de middenstand goed vertegenwoordigd en waren er drie schoenfabrieken en een meelfabriek. Opvallend was dat Capelle vrij veel renteniers kende, die "teerden op de spaarzaamheid van hun voorouders". Begin 20e eeuw ontstond er glastuinbouw in Capelle. Deze sector kon zich vanwege de ideale waterbeheersing goed ontwikkelen.
De oorlog ging niet aan Capelle voorbij. In de oorlogsperiode was onder andere in Capelle, maar in feite in heel de Langstraat, de verzetsgroep André actief in het verzet tegen de Duitsers. Capelle werd eind oktober 1944 bevrijd, maar de oorlog was toen nog niet voorbij: tot eind januari 1945 lag de hele Langstraat midden in het frontgebied. De geallieerden hadden de Langstraat bevrijd, maar aan de overzijde van de Bergsche Maas, het Land van Heusden en Altena, waren de Duitsers nog heer en meester. Er volgden zware beschietingen. De trieste balans van de strijd rond het Capelse Veer: honderden doden en gewonden.
Na de oorlog moest er in Capelle veel herbouwd worden. In 1950 stopte op de Langstraatspoorlijn het personenvervoer. Niet veel later stopte ook het goederenvervoer. Capelle ontkwam niet aan de watersnood van 1953: er ontstond voor honderdduizenden guldens schade. Gelukkig waren er geen slachtoffers te betreuren, omdat de dijken grotendeels intact bleven.
Aan het eind van de jaren '60 kwam Capelle aan een snelweg de liggen: de Maasroute A59. In 1986 werd begonnen met het verwijderen van de rails en bielzen van de oude spoorlijn. Momenteel ligt er een fietspad: het Halve Zolenpad.
Ondanks twee gemeentelijke herindelingen blijft Capelle zijn eigen karakter behouden. Een stukje van het "oude" Capelle is zelfs teruggekomen: in 1998 werd de binnenhaven van Capelle weer gedeeltelijk open gelegd.
[bewerk] Externe link
- Bron: Het dorp Capelle