Algemene wet op het binnentreden
Van Wikipedia
De algemene wet op het binnentreden is een Nederlandse wet waarin beschreven staat welke personen onder bepaalde omstandigheden een pand mogen binnentreden of een machtiging mogen geven hiervoor.
Samengevat bepaalt de wet dat voor het binnentreden van een woning een schriftelijke machtiging nodig is tenzij er een onmiddellijke noodzaak voor binnentreding is. Deze onmiddellijke noodzaak staat omschreven als:
"ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen".
Deze machtiging mag uitsluitend uitgegeven worden door:
- De advocaat-generaal bij het gerechtshof
- De officier van justitie
- De hulpofficier van justitie
- Een burgemeester kan een machtiging uitgeven voor andere doeleinden dan strafvordering, dit laatste is dus voorbehouden aan de hierboven genoemde personen.
Het geven van een machtiging is slechts dan toegestaan als het te bereiken doel dit redelijkerwijs vereist. De machtiging geldt slechts voor 1 woning. Als tussen middernacht en 6 uur 's ochtends binnentreding noodzakelijk is dan mag dit slechts bij een dringende noodzaak, de machtiging moet dit vermelden.
[bewerk] Bijzondere plaatsen
In de wet zijn 3 categorieën met bijzondere plaatsen opgenomen die onder bepaalde omstandigheden niet betreden mogen worden tenzij er sprake is van ontdekking op heterdaad (tekst letterlijk overgenomen):
- In de vergaderruimten van de Staten-Generaal, van de staten van een provincie, van de raad van een gemeente of van enig ander algemeen vertegenwoordigend orgaan, gedurende de vergadering;
- In de ruimte bestemd voor godsdienstoefeningen of bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, gedurende de godsdienstoefening of bezinningssamenkomst;
- In de ruimten waarin terechtzittingen worden gehouden, gedurende de terechtzitting.