Balkengat
Van Wikipedia
Een balkengat (in Noord-Nederland: balkgat) is een ondiepe watergang, waarin de voorraad boomstammen van een houtzaagmolen of houtzagerij wordt bewaard totdat deze verder kunnen worden verwerkt.
Vroeger werd hout langdurig in een 'balkengat' gewaterd en daarna gedroogd. Hierdoor was het tijdens het zagen uitgewerkt, waardoor de balken en planken recht bleven. Dit proces van wateren kon meerdere jaren duren. Boomstammen van de lichtere houtsoorten bleven drijven, maar zwaardere houtsoorten zoals eiken zonken naar de bodem. Het was dus wel zaak het balkengat niet te diep te maken of deze boomstammen met een touw of ketting vast te leggen.
Jong hout heeft nog jaren nodig om te drogen en kan daarom gemakkelijker krom trekken of scheuren.
Tegenover de Rotterdamse Fokhaven bevond zich zo'n balkengat en in Groningen is een straat vernoemd naar zo'n water, zij het als Balkgat.
In Bedum is ook een watertje met de naam Balkgat. Evenals in Appingedam, zij het dat dit water wel zo heet, maar waar nooit bomen in hebben gelegen. Ook de naam Plankensloot (bij het Zuidlaardermeer) verwijst naar het wateren van hout.
In Leerdam bevinden zich twee balkengaten, de Linge was hier het transportmiddel voor de balken ten behoeven van houthandel Varsseveld. De vorm van deze balkengaten zijn nog altijd goed vanuit de lucht te zien en liggen nu in het natuurpark Varsseveld, in Leerdam zuid-oost. Ze vormen een mooie visvijver en in strenge winters een ideale ijsbaan.
Vanaf de Middeleeuwen werden veel boomstammen vanuit het Zwarte Woud in Duitsland aangevoerd met houtvlotten, die dan de Rijn kwamen afdrijven. Op de enorme vlotten met een lengte van soms 600 meter en 50 meter breedte woonde de bemanning van honderden personen met eigen bakkerij, slagerij en woonhutten. Tot de komst van de sleepboot werden deze met lange roeispanen gestuurd, later werden zij gesleept.
Het laatste houtvlot op deze wijze kwam in 1968 naar Nederland en bestond uit 2560 stammen, met een gewicht van 493 ton en had een lengte van 160 meter.