Duivenkater
Van Wikipedia
Duivenkater is een traditioneel feestbrood, dat voornamelijk in de streek ten noorden van Amsterdam (Nieuwendam en Zaanstreek) wordt gebakken en gegeten. De echte Noord-Amsterdamse of Zaanse duivenkater is een zogenaamd vloerbrood, dat wil zeggen op de plaat gebakken, dus niet in een bakvorm.
De naam duivenkater stamt zeer waarschijnlijk af van een restant dialect van het "oud Germaans", namelijk "Deuvels Kakor" = Duivelskoek. In Zweden spreekt men bijvoorbeeld nog van "Peppar-Kakor" (Peperkoek; "kakor" is koek of gebak). "Duivelskoek" verwijst naar de altijd leuke Germaanse traditie om tegen midwinter een voorbij huppelende maagd of versleten germaan aan de Goden te offeren, nog later bij gebrek aan maagden of een veranderende sociale moraal stukken geroosterd rundvlees en duivenkater als plaatsvervangend vlees offer te brengen. Ook de huidige vorm van de duivenkater verwijst hier nog naar: gelijkend op een ossebout met aan weerszijden een versiering in de vorm van een stuk gebeente.
Het recept is al vele honderden jaren relatief onveranderd gebleven, en wijkt voornamelijk af van normaal vloerbrood in de zin van de bereidingswijze en toevoeging van: verwarmde roomboter, citroenschil en melk. Opvallend aan de duivenkater is de zeer dunne, zachte korst, wat suggereert dat het deeg na een relatief lange voorrijs op hoge temperatuur wordt afgebakken. Menig bakker beroept zich er op het originele recept in handen te hebben, maar de historie van de duivenkater is dermate oud dat dit recept of de originele grondstoffen niet meer voorhanden zijn. niets mis mee, Ook de moderne duivenkater is zeer smakelijk, en mogelijk zelfs beter dan vroeger, immers de maal-technieken en de "witte" bloemsoorten zijn stukken beter dan zo'n 100 jaar geleden.
Kenners geven nog immer de voorkeur aan minstens vijf dagen oude duivenkater, dun gesneden, bestreken met roomboter en genuttigd met een kop warme thee. Duivenkater, niet alleen smakelijk tijdens Pasen of de kerstdagen, maar 365 dagen per jaar,
Duivenkater het enige brood waar de oude Germanen de voorkeur aan gaven, nog boven maagden en geroosterde ossenbout.