Fratres Arvales
Van Wikipedia
De fratres Arvales, Arvales fratres of akkerpriesters, bij wie de naam fratres d. i. "broeders" de nauwe band aanduidt, die de priesters onderling verbond.
De sage knoopt het ontstaan van dit priestercollege vast aan Romulus. Toen namelijk diens pleegmoeder Acca Larentia één van haar twaalf zonen verloren had, trad Romulus in diens plaats op en alle twaalf offerden zij éénmaal in het jaar voor het gedijen der veldvruchten.
De instellingen van de fratres Arvales hebben zich zeer lang onveranderd in stand gehouden, daar hun college steeds uit patriciërs, die aan het oude vasthielden werd aangevuld. Zij bleven voortbestaan, tot ze uiteindelijk door het christendom verdrongen werden.
Onze kennis van dit priestercollege berust minder op hetgeen de oude schrijvers van hen meedelen, dan wel op hun acta Fratrum Arvalium, wij zouden zeggen hun notulen, die in steen werden gehouwen en te Rome zijn opgegraven.
Zij bekleedden hun ambt levenslang en hun college werd door coöptatio aangevuld, d.i. bij de dood van een van de leden kozen de overblijvenden een ander in zijn plaats. Aan hun hoofd stond een voorzitter, een magister ("meester"). Hun voornaamste taak was om op drie achtereenvolgende dagen in de tweede helft van de maand Mei (tezamen met de Ambarvalia) een groot offer te brengen aan Dea Dia, dat vooruit op plechtige wijze aangekondigd werd. Ze zongen tijdens de processies op deze dagen het Carmen Arvale in archaïsch Latijn, dat ze vermoedelijk zelf amper verstonden. Dit is ons overgeleverd via een tekst uit 218 v. Chr., maar teruggaat tot zeker de 5e eeuw v. Chr. Het was hun magister die de drie dagen op een ons onbekende wijze aanduidde. Deze Dea Dia was een godin van de akkers en velden, wiens naam alleen in de acta Fratrum Arvalium voorkomt. Zij is gte vergelijken met Ops. Niet ver van de stad, op de oorspronkelijke grens van Rome (het pomerium) lag een aan deze godin gewijd bos. Daar werd de tweede dag van haar feest doorgebracht. Bovendien moesten zij, wanneer er iets, hoe gering ook, in dit bos gebeurde, b.v. als er een boom omviel, daar een zoenoffer brengen. Er mocht ook geen ijzeren voorwerpen binnen hun heiligdom gebracht worden zonder zoenoffer, een overblijfsel van een oud taboe (in het Latijn: religio, religiosus). Later, tijdens de keizertijd, moesten zij bij alle bijzondere gebeurtenissen die er in de keizerlijke familie voorvielen (huwelijk, geboorte, benoeming tot het consulaat, enz.), gebeden tot de goden richten en hun geloften doen.
Het collegium was in de tijd van Augustus al lang in vergetelheid geraakt, totdat deze het in 21 v. Chr. deed heropleven in het kader van de "augusteïsche restauratiepolitiek". Maar hierbij restaureerde hij het zo dat hijzelf (en later andere leden van de keizerlijke families) lid werden van dit collegium.
De onderscheidingstekenen van de fratres Arvales waren een krans van korenaren en een witte wollen hoofdband.
[bewerk] Referentie
Bronnen en referenties: |
De eerste versie van dit artikel is overgenomen uit T.T. Kroon, Mythologisch Woordenboek, 's Gravenhage, 1875 en kan dus verouderd zijn. |