Koninklijke Academie voor Beeldhouw -en schilderkunst
Van Wikipedia
De Koninklijke Academie voor Beeldhouw -en schilderkunst (L’Académie Royale de Peinture et de Sculpture) was een Franse staatsacademie die instond voor ontwikkeling van de beeldhouw- en schildercultuur in de 17e en 18de eeuw.
Inhoud |
[bewerk] Geschiedenis
De koninklijke academie werd in 1648 opgericht door Lodewijk XIV ten behoeve van een paar meesters zoals Philippe de Champaigne en Charles Le Brun. Hiermee wilde hij de kunst losmaken van de beroemde Sint-Lucasgilde. Alles bleef zuiver artistiek totdat Colbert gebruik maakte van de kunstenaars om ze in staatsdienst te nemen, Colbert werd in 1633 Viceprotecteur en Charles Le Brun, zijn geliefde schilder, werd tot directeur benoemd.
Eigenlijk werden er dus artiesten aan de lopende band opgeleid in dienst van de staat, de nalatenschap van de academisten is dan ook zeer groot. Allerlei voorwerpen werden er vervaardigd, van kasten tot schilderijen en wandtapijten, waarvan veel bestellingen rechtstreeks voor het hof in Versailles waren bestemd. Dankzij de expertise stond de academie aan de wieg van verschillende Franse stijlen.
[bewerk] Bestuur en lidmaatschap
De academie werd bestuurd door een directeur, die was verkozen door de leden en toevallig altijd de favoriete schilder van de koning.
Als lid van de Academie had men een sociale status die niet iedereen was gegund. Leden werden door een toelatingsproef (meesterproef) toegelaten, de selectie was behoorlijk streng en werd bekroond met de Prijs van Rome. Eenmaal lid was men automatisch hofleverancier. In 1793 telde het instituut ongeveer 90 leden.
[bewerk] Exposities
Vanaf 1667 worden de winnende werken tentoongesteld in het Appolo-salon in het Louvre, de hovelingen konden ze daar rustig bewonderen. Later zouden deze salons de maatstaf worden van het mondaine leven.