Lijfrente
Van Wikipedia
Een lijfrente is een gelijkblijvende periodieke uitkering die in ieder geval ophoudt bij overlijden van de verzekerde. Er wordt van tevoren premie voor betaald. Bij een zogenaamde tijdelijke lijfrente houdt de lijfrente ook op als de uitkeringsduur om is. De looptijd van een lijfrente kan bijvoorbeeld van het zestigste tot het vijfenzestigste levensjaar zijn (behoudens eerder overlijden dus) of vanaf een bepaalde leeftijd levenslang.
Bij een nabestaandenlijfrente gaat de lijfrente in als een bepaalde andere persoon, zoals de partner of een ouder, overlijdt.
Doel van de lijfrente is om de begunstigde een stabiel inkomen te bezorgen. Feodale vorsten, maar ook andere hoge edelen gaven al lijfrentes voor de financiering van de staatskas of als beloning voor verdienstelijke ambtenaren, maar bleven ten tijde van betaling nogal eens in gebreke. Tegenwoordig worden lijfrentes vooral verkocht door banken en verzekeringsmaatschappijen. De hoogte van de lijfrente hangt af van de ingelegde premie, de periode van uitkering, de kosten van de polis en vooral de rentestand op het moment van aankoop.
Als lijfrentes een vorm van pensioen zijn (dus als ze na de pensioengerechtigde leeftijd worden uitgekeerd) bestaan er vaak (beperkte) fiscale faciliteiten voor. Lijfrentes vervullen een belangrijke functie in het beschikbare premiesysteem, zowel in de tweede pijler, als in de derde pijler (zie pijlerstelsel).
In Nederland is per 1 januari 2006, met de invoering van de levensloopregeling, de fiscale aftrek van premies voor een overbruggingslijfrente (lopend tot de 65-jarige leeftijd) afgeschaft.
[bewerk] Wettelijke regeling
Sinds 1 januari 2006 is de lijfrente geregeld in titel 7.18 van het Burgerlijk Wetboek (Nederland). Voorheen werd het geregeld in art. 7A: 1813 e.v. BW.
De lijfrente is ook een kansovereenkomst die afhankelijk is van het in leven blijven van één of meer lijfrentenemers (art. 7:990 BW). Dit is het omgekeerde van een levensverzekering, waarbij er juist wordt uitgekeerd bij het overlijden van de verzekerde.
Bij de lijfrenteovereenkomst betaalt de lijfrentenemer een som ineens aan de lijfrentegever, die hem vervolgens hierover periodiek rente uitkeert.
De lijfrentegever (schuldenaar) mag zijn betalingsverplichting opschorten, wanneer hij gerechtvaardigd twijfelt aan het wel of niet in leven zijn van de lijfrentenemer (art. 7:991 lid 2 BW).
Wanneer de lijfrentenemer (het lijf) overlijdt gedurende een tijdvak, dan wordt de rente betaald naar evenredigheid van de dagen, waarin hij nog geleefd heeft (art. 7:992 BW). Gaat iemand bijvoorbeeld op 10 april dood, dan wordt er over de dagen 1 t/m. 9 april nog een lijfrente berekend en uitbetaald.