Maliënkolder
Van Wikipedia
Een maliënkolder is een beschermend vest dat door soldaten werd gedragen. Het is uitgevonden door de Kelten in de 4e eeuw v. Chr., en door de Romeinen overgenomen in hun wapenrusting.
Een maliënkolder bestaat uit metalen ringetjes, die in elkaar zijn gesmeed of geklonken. Afhankelijk van het patroon haken 4 tot 8 ringetjes in 1 ring. Door de losse opbouw is het flexibel en luchtdoorlatend, terwijl het door het materiaal tegelijk bescherming biedt tegen snijwonden veroorzaakt door zwaarden en messen en, in mindere mate, tegen pijlen. De kracht van steekwapens als lansen en speren wordt door het vest verkleind, zo lang de ringetjes niet openspringen. De maliënkolder in de Middeleeuwen was een kleed met kap, tot onder de knieën en woog wel zo'n 25 à 30 kg. Als het moest weggeborgen worden hing men het op een houten T balk. Ook was een maliënkolder een hemd tot op de heupen, dat woog "maar" 15 kg. of een broek met voetstukken eraan.
De maliënkolder biedt echter weinig bescherming tegen slagwapens. Om toch de klappen enigszins op te vangen, droeg men in de strijd een dik vest (een wambuis) onder de maliënkolder.
[bewerk] Modern gebruik
Tegenwoordig worden voor slagers en andere mensen die beroepshalve veel met messen werken, handschoenen vervaardigd uit roestvrij staal die op een vergelijkbare manier zijn opgebouwd als een maliënkolder.