Onderwijsbevoegdheid
Van Wikipedia
De term onderwijsbevoegdheid wordt gebruikt om aan te duiden welke vakken een leraar waar mag geven.
[bewerk] in Vlaanderen
Het stelsel van onderwijsbevoegdheden betreft voornamelijk het secundair onderwijs; in het lager onderwijs is het eenvoudig: onderwijzer(es); het hoger onderwijs heeft op dat punt een grotere autonomie. Zo bestaat er een uitgebreide lijst van diploma's met de daaraan gekoppelde vakken. In de regel wordt de onderwijsbevoegdheid verworven naar:
- (inhoudelijk) vak. Een licentiaat in de fysica mag uiteraard het vak fysica geven, maar bij gebrek aan kandidaten, ook het vak scheikunde en wiskunde.
- naar niveau. Zo geeft een licentiaat (weldra Master) les aan de hoogste drie leerjaren van het secundair onderwijs. In de lagere jaren wordt in de regel les gegeven door een regent.
Op deze regel zijn tal van uitzonderingen, o.a. in het BSO, en het onderwijs voor sociale promotie. Onderwijsbevoegdheid wordt behaald:
- tijdens de opleiding, als men de universitaire studie combineert met het zogenaamde "aggregaat" dit zijn enkele onderwijskundige en didactische vakken, naast onderwijsstage. Ook het volgen van een onderwijsopleiding (bachelor in onderwijs) geeft uiteraard onderwijsbevoegdheid.
- na de opleiding door het volgen van een avondcursus die onderwijsbevoegdheid geeft. (D-cursus)
Het hoger onderwijs en het deeltijds kunstonderwijs hebben een heel eigen regeling.