Pijnappelskink
Van Wikipedia
Pijnappelskink | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() |
|||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
|
|||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||
Tiliqua rugosa Gray, 1825 |
De pijnappelskink (Tiliqua rugosa) is een hagedis uit de familie skinken (Scincidae).
Inhoud |
[bewerk] Algemeen
De skink komt alleen voor in westelijk Australië, wordt maximaal 40 centimeter lang. Het voedsel bestaat uit voornamelijk planten zoals fruit en bessen en verder ook slakken, wormen en insecten. Deze soort houdt van zowel droge als vochtige biotopen, maar in echte halfwoestijnen en steppes is het te droog. De skink heeft wel enige vegetatie of een bladerlaag nodig, en is voornamelijk te vinden in bossen, bosranden en begroeide heuvels. Het is een typische bodembewoner die nooit klimt.
[bewerk] Verdediging
De pijnappelskink is van alle soorten blauwtongskinken het makkelijkst te herkennen doordat de staart net zo driehoekig, dik en breed is als de kop; het belangrijkste verdedigingsmechanisme van deze hagedis. Mocht een roofdier toch de juiste kop te pakken hebben, dan steekt de skink de felblauwe tong uit, die met name vogels doet afschrikken, en ook kan hij flink bijten; scherpe tanden heeft de skink niet maar de enorme kaakspieren doen een vinger aanvoelen alsof deze met een klap tussen de deur komt.
[bewerk] Herkenning
Buiten de staart is deze soort ook te herkennen aan ook de zeer grove en gekielde schubben die elkaar opvallend overlappen doordat het midden erg puntig is; de schubbenstructuur heeft veel weg van een onrijpe dennenappel met gesloten lobben. De kleur is meestal bruin tot zeer donkerbruin met gele en oranje vlekken die zeer onregelmatig zijn maar meestal op de kop en staart aan de flanken en over de gehele buik terug komen. De blauwe tong is erg breed en de poten kort en staan verder van elkaar af dan bij veel andere soorten.