Ritmische gymnastiek
Van Wikipedia
Ritmische gymnastiek is een combinatie van turnen en dans, van acrobatische bewegingen en van choreografie. Het is een onderdeel van de turnsport dat louter door vrouwen beoefend wordt en is begin 20e eeuw min of meer gelijktijdig in Duitsland en in Zweden ontstaan. In 1962 erkende de FIG de ritmische gymnastiek als apart onderdeel; de eerste wereldkampioenschappen werden in 1963 te Boedapest gehouden. In 1971 introduceerde de FIG een puntensysteem en sinds 1984 is de sport Olympisch.
Bij ritmische gymnastiek maakt men tijdens de oefening gebruik van vijf materialen: touw, bal, hoepel, lint en knotsen. Tijdens internationale wedstrijden worden echter maar 4 van deze materialen gebruikt, welke om de 2 jaar door de FIG worden bepaald. Gedurende 2 jaar is dus één materiaal tijdens internationale wedstrijden uitgesloten. Het touw is aan de uiteinden voorzien van twee knopen waardoor het makkelijker te hanteren is. Qua lengte is het in verhouding met de turnster. De bal weegt 400 gram en heeft een diameter van 18-20 cm. De 300 gram wegende hoepel kent een diamter van 80-90 cm. Het lint is 4-6 cm breed, maximaal 6 m lang en voorzien van een stokje van 50-60 cm. De knotsen meten 50-60 cm en wegen 150 gram. De moderne materialen zijn veelal synthetisch: het touw is synthethisch of van linnen, de bal is van kunststof, de hoepel is van plastic of van hout, het lint is van satijn (met een plastic handvat) en de knotsen zijn van plastic of van hout. Voor de puntwaardering zijn alle materialen aan elkaar gelijk; bij elke oefening moet de choreografie een aantal basisfiguren bevatten: sprong- en draaibewegingen en bewegingen welke blijk geven van lenigheid en evenwicht. Wedstrijden vinden plaats op een podium met een netto-vloeroppervlak van 12x12m, met aan elke zijde een veiligheidszone van 1m. De plafondhoogte is minimaal 8 meter, dit om de materialen zo hoog mogelijk de lucht in te kunnen werpen. Er bestaan zowel individuele als teamwedstrijden (5 turnsters voeren dan gelijktijdig een oefening uit). Alle wedstrijden worden muzikaal begeleid. Een individuele oefening duurt 1,15 - 1,30 minuten, een groepsoefening één minuut langer. Tijdens een oefening dienen beide handen gebruikt te worden en dient het gebruikte materiaal constant in beweging te blijven. Wedstrijden worden gejureerd door een technische jury van 2-4 leden die de moeilijkheidsgraad bepaalt (maximaal 5 punten), 3-5 juryleden die de uitvoering beoordelen (maximaal 10 punten voor expressiviteit, virtuositeit en puntenaftrek voor fouten), juryleden die de artistieke waarde van de oefening beoordelen (maximaal 5 punten voor ritmiek, continuïteit en harmoniteit) en een jurycoördinator en juryhoofd.