Scheppingsverhaal (Maori)
Van Wikipedia
Scheppingsverhaal van de Maori's (de oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Zeeland)
In het begin was er niets, helemaal niets.
Toen kwam het duister, een pikdonkere zwarte nacht.
En toen ontstond het eerste licht. Het was niet groter dan een worm.
Daar kwamen de god Ranginui, de hemelvader en zijn vrouw Papatuanuku, de godin van de aarde. Ze hielden zoveel van elkaar dat ze elkaar stevig omarmden en nooit loslieten. En dus zaten de hemel en de aarde aan elkaar vast. Maar ze hielden elkaar zo stevig vast dat er geen licht op aarde was, en er dus niets kon groeien.
Papatuanuku en Ranginui kregen verschillende kinderen. Ze kregen Tangaroa, de god van de zee, Tumatauenga, de god van het bos en Tawhiri, de god van de wind. Maar deze kinderen werden gevangen gehouden door de omarming van hun ouders. Ze konden niets zien in het donker en konden zich nauwelijks bewegen. Elk kind probeerde er tussenuit te komen, maar het lukte niemand.
Uiteindelijk lukt het Tumatauenga om zijn ouders een heel klein stukje uit elkaar te duwen. Hij drukte zijn schouders tegen de aarde en zijn voeten tegen de hemel. En zo duwde hij jaren en jaren achtereen. Uiteindelijk gingen de hemel en aarde, zijn vader en moeder, een klein eindje van elkaar. De spieren waarmee ze elkaar vasthielden werden door Tumatauenga in stukken gehakt, waardoor een vuurrode aarde ontstond. Hij duwde ze verder uit elkaar en jawel… er kwam licht op de aarde!
Er begonnen bomen en planten te groeien. De godenkinderen ontsnapten en begonnen de wereld verder vorm te geven. Tumatauenga maakte de zon en de maan en versierde de hemel met sterren. Toen maakte Tumatauenga de eerste vrouw, Hine, en trouwde met haar. Ze kregen kinderen, de eerste Maori. Maar Papatuanuku en Ranginui waren ongelukkig en diep bedroefd. Ze misten elkaar zo erg, dat ze niet konden stoppen met huilen. Ze huilden en huilden maar door. Uit de tranen van Ranginui ontstonden rivieren en zeeën en er kwam dauw op het gras. De nevel die opsteeg uit het gras was het symbool van hun eenzaamheid.
[bewerk] Maori's
Maori is de naam van de oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Zeeland, wier taal ook Maori heet. Het woord maori betekent 'normaal' of 'gewoon persoon' in de Maoritaal, en in sommige andere polynesische talen (maoli in het hawaiiaans voor oorspronkelijk, echt). De naam Māori wordt ook gebruikt om de mensen en de taal van de Cookeilanden te beschrijven. Maori's geloven in verschillende goden, zoals de God van het water en de God van de zon.
Geschiedenis.
In 1856 stelden de Maori's een leider aan: koning Potatau I. Dit was een grote verandering voor de Maori's omdat ze nooit echt een leider gehad hadden. Na de oorlogen en conflicten lag het land er heel erg slecht bij. Het was bijna allemaal onbruikbaar om op te bouwen of om voedsel op te verbouwen. Door alle ziekten die er uit Europa over gekomen waren en als gevolg van de oorlog gingen er steeds meer Maori's dood. In 1769 waren er nog 120.000 Maori's, in 1896 waren dit er nog maar 42.000. In de 20e eeuw is het aantal Maori's weer gestegen naar zo'n 500.000. Dat is ongeveer 0,0083% van de wereldbevolking.
Huidige situatie
Er zijn nog steeds Maori's die zo leefden als hun voorouders. Ook zijn er nog steeds Maori's die in het stamgebied van hun voorouders leven. De kledingdracht is bij sommige Maori's nog steeds hetzelfde als vroeger, net als de grote tatoeage. Een groot deel van de Maori's is ook gewoon gaan leven als de doorsnee inwoner. Zij hebben gewoon dezelfde rechten, maar het is over het algemeen wel zo dat ze minder goede banen hebben.
Scheppingsverhaal (Maori)
Scheppingsverhaal van de Maori's(de oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Zeeland) In het begin was er niets, helemaal niets. Toen kwam het duister, een pikdonkere zwarte nacht. En toen ontstond het eerste licht. Het was niet groter dan een worm. Daar kwamen de god Ranginui, de hemelvader en zijn vrouw Papatuanuku, de godin van de aarde. Ze hielden zoveel van elkaar dat ze elkaar stevig omarmden en nooit loslieten. En dus zaten de hemel en de aarde aan elkaar vast. Maar ze hielden elkaar zo stevig vast dat er geen licht op aarde was, en er dus niets kon groeien. Papatuanuku en Ranginui kregen verschillende kinderen. Ze kregen Tangaroa, de god van de zee, Tumatauenga, de god van het bos en Twahiri,de god van de wind. Maar deze kinderen werden gevangen gehouden door de omarming van hun ouders. Ze konden niets zien in het donker en konden zich nauwelijks bewegen. Elk kind probeerde er tussenuit te komen, maar het lukte niemand. Uiteindelijk lukt het Tumatauenga om zijn ouders een heel klein stukje uit elkaar te duwen. Hij drukte zijn schouders tegen de aarde en zijn voeten tegen de hemel. En zo duwde hij jaren en jaren achtereen. Uiteindelijk gingen de hemel en aarde, zijn vader en moeder, een klein eindje van elkaar. De spieren waarmee ze elkaar vasthielden werden door Tumatauenga in stukken gehakt, waardoor een vuurrode aarde ontstond. Hij duwde ze verder uit elkaar en jawel… er kwam licht op de aarde! Er begonnen bomen en planten te groeien. De godenkinderen ontsnapten en begonnen de wereld verder vorm te geven. Tumatauenga maakte de zon en de maan en versierde de hemel met sterren. Toen maakte Tumatauenga de eerste vrouw, Hine, en trouwde met haar. Ze kregen kinderen, de eerste Maori. Maar Papatuanuku en Ranginui waren ongelukkig en diep bedroefd. Ze misten elkaar zo erg, dat ze niet konden stoppen met huilen. Ze huilden en huilden maar door. Uit de tranen van Ranginui ontstonden rivieren en zeeën en er kwam dauw op het gras. De nevel die opsteeg uit het gras was het symbool van hun eenzaamheid.