Standensamenleving in de Middeleeuwen
Van Wikipedia
 |
Er wordt getwijfeld aan de feitelijke juistheid van een of meer onderdelen van dit artikel.
Raadpleeg de bijbehorende overlegpagina voor meer informatie, en pas na controle desgewenst het artikel aan. |
In de middeleeuwen waren er drie standen:
- geestelijken 2% van de bevolking
- adel 3% van de bevolking
- gewone bevolking 95% van de bevolking
Deze drie standen waren in vele middeleeuwse samenlevingen vertegenwoordigd in de zogenaamde Staten, een soortement parlement waarin elke stand vertegenwoordigd was. Ieder gewest (hertogdom, graafschap enz.) had zijn eigen raad. In de Nederlanden was er na 1548 een overkoepelende Staten-Generaal, een bijeenkomst van de standen van alle leden van de Bourgondische Kreits. Evenzo was er een Rijksdag in het Heilige Roomse Rijk.
Inhoud |
[bewerk] Rechten en plichten
[bewerk] Rechten en plichten van de geestelijken
- erediensten en zielenheil
- geen belastingen betalen
- geen krijgsdienst verrichten
- tienden
Er waren hoge en lage geestelijken. De hoge geestelijke waren de priesters en bisschoppen, de lage geestelijke waren de monniken en nonnen.
[bewerk] Rechten en plichten van de adel
- rechtspraak, bestuur en oorlogsvoering
- geen belastingen
- onderdak geven bij oorlog aan de arme
[bewerk] Rechten en plichten van de gewone bevolking
- belastingen betalen
- krijgsdienst verrichten
- onderhoudswerken verrichten
De gewone bevolking was onder te verdelen in de vrijen en de horigen. De horigen waren onder te verdelen in lijfeigenen, en laten. Lijfeigenen zijn volledig onderworpen aan wil van de heer. De laten zijn persoonlijk vrij, maar gebonden aan een grondgebied. Horigen moeten niet verward worden met slaven. In tegenstelling tot horigen kunnen vrijen privé bezittingen hebben.
