Stootplaat
Van Wikipedia
Stootplaten en stootvloeren als overgangsconstructie bij civiele/burgelijke kunstwerken (bruggen, duikers of viaducten).
Doel is het tegengaan van de negatieve effecten bij eventuele nazakkingen van het aansluitende wegdek of spoorlijn. Ze voorkomen een te abrupte ongewenste overgang. Vooral in Nederland een noodzakelijke maatregel om de negatieve effecten van onstabiele slappe bodems acceptabel te houden.
Stootvloeren hebben dezelfde functie maar worden alleen toegepast als er weinig zettingen verwacht wordt. Stootplaten zijn door hun afmetingen flexibeler en kunnen in tegenstelling tot een vloer relatief eenvoudig herlegd worden; ze hebben een breedte van 1 meter en zijn naast elkaar, maar onafhankelijk van elkaar gelegen.
Inhoud |
[bewerk] Aanleiding
Een kunstwerk verzakt meestal niet, dit in tegenstelling tot de opritten. Door het nazakken van de bodem direct naast een kunstwerk ontstaat er een abrupt en ongewenst hoogteverschil. De mate van nazakken is afhankelijk van de bodemgesteldheid, kwaliteit uitvoering (verdichting) en trillingen door het verkeer. Het kan varieeren van enkele centimeters tot vele decimeters bij b.v. veengebieden.
Bij oude bruggen komt het soms voor dat stootplaten van het kunstwerk loskomen of breken. Hierdoor ontstonden gevaarlijke verzakkingen en gaten in de weg of breuken in kabels.
[bewerk] Functies
Het rijcomfort te waarborgen. Voorkomen geluidoverlast door trillingen voertuigen en lading. Verkeersveiligheid waarborgen door loskomen en schaden aan lading en voertuigen. (Gevolg)schaden en scheuren aan het kunstwerk, wegdekken, spoorlijnen en kabels.
[bewerk] Maatvoering
De lengte afhankelijk van de rijsnelheden en verwachte zettingen. In de praktijk een minimale lengte van 3 meter tot bij hoofdwegen een lengte van circa 6 meter. De dikte is afhankelijk van de lengte en mechanische belastingen, ergens tussen de 200 mm tot 600 mm. De dikte wordt berekend, uitgangspunt is de zelfde mechanische en dynamische (verkeers)belasting als op het kunstwerk.
[bewerk] Uitvoering
Stootplaten worden ten opzichte van de rijweg hoger of laag aangebracht. Bij een lage ligging ligt er tussen de wegverharding eerst nog een laag zand of funderingmateriaal (250 - 500 mm). Bij de hoge ligging ligt het wegdek direct op de stootplaat, dit laatste heeft tegenwoordig de voorkeur.
Stootplaten bewegen enigszins, echter doordat ze vast aan het viaduct zitten krijgen afhankelijk van de zetting een hoekverdraaiing. De bevestiging moet dus flexibel zijn. Het kunstwerk heeft een oplegrand. Bevestiging van de stootplaten kan door nokken aan de stootplaten of een oplegrand met stalen pinnen (deuvels) die het afschuiven voorkomen.