Veldwachter
Van Wikipedia
Een veldwachter is de benaming van een Nederlands gemeentelijk ordehandhaver in de negentiende en begin twintigste eeuw.
Een professionele politieman was de veldwachter niet. De gemeente vond de functie van veldwachter ook niet erg belangrijk. Hij werd slecht betaald en boezemde waarschijnlijk weinig ontzag in in zijn doorgaans versleten uniform. Vaak moest een veldwachter vragen of hij op kosten van de gemeente na jaren een nieuwe uniformjas mocht kopen. Ook het salaris van de veldwachter was laag. Gemiddeld verdiende een veldwachter rond 1900 250 gulden per jaar. Verschil qua inkomen was afhankelijk van de neventaken. Was de veldwachter ook bode en opzichter bij openbare werken, dan kreeg hij toeslagen van 25 tot 50 gulden per jaar. Vanaf de jaren 1930 treed een zekere professionalisering in. Zo had de veldwachter recht op dertig gulden rijwielvergoeding, vijftig gulden diplomatoelage, honderd gulden uniformgeld, vrije woning en medische behandeling. De nieuwe veldwachter stond ook niet meer overal alleen voor. Bij bijzondere gelegenheden als bijvoorbeeld de kermis stonden rijksveldwachters van het district of leden van de Koninklijke Marechaussee hem bij. De veldwachter werd vanaf de jaren dertig ook ingezet als zedenmeester.
In België waren er 2 categorieën van politiediensten binnen de gemeentelijke politie. Het ging enerzijds om de stedelijke (of gemeentelijke) politie, en anderzijds, in de kleinere gemeenten, de landelijke politie, bestaande uit veldwachters.
Graden en bevoegdheden van de landelijke politie:
Laagste graad: veldwachter Tussengraad: aangestelde veldwachter. Had standaard de bevoegdheid van OGP (Officier van Gerechtelijke Politie) Hoogste graad: Hoofdveldwachter. Was zowel OGP als OBP (Officier van Bestuurlijke Politie)
Voor de gemeenten met een ZEER kleine bevolking (heden ten dage nog 5 in België) was er de Enige veldwachter, die dezelfde bevoegdheden had als de Hoofdveldwachter, doch op zichzelf aangewezen was voor ALLE politiewerk.