Verstrooiing van Rutherford
Van Wikipedia
De verstrooiing van Rutherford beschrijft de verstrooiing van geladen deeltjes en is genoemd naar Ernest Rutherford. In 1911 beschreef hij dit effect hetgeen leidde tot het opstellen van het atoommodel van Bohr in 1913. De hypothese werd met experimenten gedaan door Hans Geiger en Ernest Marsden in 1909 bevestigd.
In het originele experiment werden gouddeeltjes (een folie) bestraald met alfastraling, dat daarna met een fotografische film zichtbaar werd gemaakt. Hieruit kan bepaald worden dat het positieve centrum van de atoomkern zich zeer geconcentreerd binnen het atoom bevindt en niet als een positieve wolk verdeeld over de gehele diameter van het atoom (zoals tot die tijd voor waar werd aangenomen). Indien een de positieve lading als wolk verdeeld zou zijn, zouden de alfa-deeltjes niet zo sterk worden beïnvloed door de Coulomb-krachten. Bij een geconcentreerde lading, worden enige deeltjes door de sterke Coulumb-krachten sterk beïnvloed, en andere deeltjes, doordat ze door lege ruimte bewegen, geheel niet. Dit fenomeen werd in het experiment aangetroffen.
Dit experiment leidde tot het verwerpen van het tot dan toe algeheel geaccepteerde atoommodel van Thomson.