Wonderkachel en Noodkachel
Van Wikipedia
Een Wonderkachel werd in Nederland gedurende de Hongerwinter tijdens de Tweede Wereldoorlog gebruikt, omdat er in die winter (1944-1945) onvoldoende brandstof voorradig was. Een Noodkachel werd in dezelfde periode gebruikt, maar hier had men voldoende brandstof voor nodig.
Met een Wonderkachel was het mogelijk om hele kleine takjes te gebruiken (takjes van je haag uit de tuin bijvoorbeeld) en hiermee wat water in een pannetje te koken. De Noodkachel was iets groter dan de Wonderkachel, en deze kachel werd in de oorlog gebruikt toen er nog voldoende brandstof was. Om uit te leggen hoe de Wonderkachel precies werkte moeten we wat uitvoeriger stilstaan bij het ontwerp.
De Wonderkachel was eigenlijk een metalen pijp van geringe afmetingen (13 cm diameter en 25 cm hoog). De onderkant van dit kacheltje was open. Om de Wonderkachel te laten werken, moest men deze buis op de bovenkant van de Noodkachel zetten. De Noodkachel had z.g. metalen ringen die eruit gehaald konden worden. Dus beide kacheltjes waren met elkaar verbonden. Hierdoor ontstond trek in de wonderkachel zelf. Door nu op een klein metalen roostertje van de Wonderkachel kleine takjes en stukjes papier te leggen kon men de takjes in dit kacheltje aamaken met lucifers. Omdat het verbrandingsproces met dit soort takjes zeer snel verliep moest er wel voldoende kleine takjes in een emmer of tobbe zijn verzameld. Daarna kwam het erop neer om voortdurend deze takjes in de Wonderkachel te blijven stoppen. Anders ging het vuur uit. Er zijn verschillende ontwerpen van de Wonderkachel in omloop geweest, maar het princiepe is doorgaans hetzelfde.
De Wonderkachel was niet geschikt om de maaltijd klaar te maken. Daarvoor had men weer de Noodkachel nodig.
In de Hongerwinter echter werd er in West-Nederland door de hongerende bevolking jacht gemaakt op alles wat brandbaar was. Houten noodschooltjes werden afgebroken, de houten vloeren in de Amsterdamse Jodenbuurt werden gesloopt (de Joden waren toen door de Duitsers massaal weggevoerd naar de concentratiekampen. De woningen stonden dus geheel leeg), mensen sloopten het spoorwegennet door bielzen uit de rails los te schroeven, bomen en heesters werden massaal omgehakt, de houten blokjes die tussen de Amsterdamse trambanen lagen, werden eruit gewipt (deze houten blokjes waren met teer behandeld en dus goed brandbaar). Ook tijdens de z.g. hongertochten, waar tienduizenden mensen op zoek waren naar voedsel in het oosten, werd er illegaal sprokkelhout verzameld. Natuurlijk vond de overheid deze plundering van brandstoffen niet goed. Daarom werd er in of rond Utrecht zelfs een verbod op illegaal kappen uitgevaardigd. Maar de hongerende bevolking trok zich daar niets van aan. Zij moesten immers deze strenge winter proberen door te komen.
De Noodkachel was een metalen buis van 30 cm en een hoogte van ongeveer 40 cm. Hierin werden dus de grote stukken hout in verbrand. Omdat het afvoerkanaal van de kachel gebruikt moest worden kwam het voor dat de Noodkachel op een fornuis werd gezet en het kanaal van het fornuis werd gebruikt. Op de Noodkachel stond dan weer de Wonderkachel.
Vaak haalt men de begrippen Wonderkachel en Noodkachel door elkaar. Ze zijn echter wel degelijk aan elkaar verschillend.