Geschiedenis van Steenbergen
Van Wikipedia
Steenbergen wordt het eerst genoemd in het jaar 1272 in een officiële akte, waarin Arnoud van Leuven, de Heer van Breda, het grondgebied en inwoners van Steenbergen beschrijft en een aantal bepalingen stelt ten aanzien van straffen bij overtredingen. Steenbergen is in de 13e eeuw nog een dorp, omgeven door platteland.
[bewerk] 14e en 13e eeuw
In de vroege 14e eeuw ondergaat Steenbergen echter een periode van grote groei. Onder de klei ligt zogenaamde moer. Deze wordt uitgegraven, gedroogd en gebruikt als brandstof. De inwoners koken de as van die brandstof, wat door kristallisatie weer zout oplevert. Steenbergen ontwikkelt zich tot een zogenaamde moerstede. Het zout dat werd gewonnen werd verscheept naar de rijke Zuid-Nederlandse steden, voornamelijk Antwerpen, Brugge en Gent. Tot 1500 kon de plaats leven van zijn zoutopbrengsten.
In het jaar 1286 viel het oude Land van Breda uiteen in twee delen: het Land van Breda en het Land van Bergen op Zoom. Een deel ervan, waaronder Steenbergen, bleef gemeenschappelijk bezit van de beide heerlijkheden.
[bewerk] Steenbergen als vestingsstad
In de loop van de 14e eeuw ontwikkelt Steenbergen zich van dorp tot stad. Er vestigden zich poorters, welke de handelsactiviteiten opbouwden en uitbreidden. Dit had tot gevolg dat Steenbergen belangrijke rechten verwierf, zoals de aanleg van een ommuring, het openen van een haven en het houden van een jaarmarkt.
Steenbergen was nu een handelsstad en een van de belangrijkste havenplaatsen in West-Brabant. Ondermeer omdat Steenbergenaren deelnamen aan de veel bredere handel met Groot-Brittannië, Vlaanderen en Denemarken.
Na een aantal geschillen tussen het Land van Bergen op Zoom en Breda werd Steenbergen in het jaar 1458 verdeeld. Als een gevolg hiervan kwam Steenbergen aan Nassau toe, en is de stad tot 1795 toe een heerlijkheid van Johan van Nassau en Oranje gebleven.
Het grondgebied van Steenbergen was aanvankelijk vrij klein. Het besloeg niet méér dan de hogere landtong, die zich vanaf Wouw en Halsteren naar het noorden uitstrekte met als kern het Oudland. Ook deze streek heeft vele dijkdoorbraken en overstromingen moeten ontberen door slecht onderhoud, geldgebrek en oorlogstijd. Bekend is de St.-Elisabetsvloed van 17 op 18 november 1421, waarbij honderden bunders vruchtbaar land wegspoelden. Daardoor hebben vele inpolde ringen plaatsgehad en zijn er zeeweringen aangelegd.
Door die opeenvolgende inpolderingen is het grondgebied aanzienlijk uitgebreid, eerst in zuidelijke en westelijke, daarna in oostelijke en noordelijke richting. De grote polder Kruisland werd in 1487 ingedijkt, De Heen in 1610. In beide polders ontstonden dorpen.
Op 3 november 1609 werd het eerste zelfstandige bestuur voor het dorp De Heen geformeerd. Met het bouwen van het eigenlijke dorp werd pas in 1614 begonnen. Prins Maurits voegde echter in het jaar 1619 het dorp De Heen bij Steenbergen; sinds dat jaar vertegenwoordigde één schepen uit De Heen het dorp in de Steenbergse schepenbank. Kerkelijk bleef De Heen tot 1847 onder Steenbergen behoren.
Het kerkdorp Welberg, dat reeds in de 15e eeuw als plaats van bewoning bekend is en van 1679-1707 al een schuurkerk voor de katholieken van Steenbergen had, kreeg in 1927 een eigen parochiekerk van de hand van architect Oomen en daardoor een eigen dorpskarakter.
Door allerlei oorzaken eindigden in het begin van de 15e eeuw Steenbergens gouden jaren. De handel en de scheepvaart waren gestaag achteruitgegaan. De 80-jarige oorlog (1568-1648) bracht de neergang in een stroomversnelling. Steenbergen en omstreken dienden zware legerlasten op te brengen. De stad stond in economisch opzicht lange tijd stil. In deze oorlog is Steenbergen meermalen het toneel van strijd geweest. Door de bijzondere ligging van de stad in West-Brabant, vooral ten opzichte van Bergen op Zoom, en dank zij het feit dat de stad slecht versterkt was, ging zij vóór 1627 diverse malen in andere handen over.
Tegen het einde der 16e eeuw kreeg het protestantisme vaste voet in Steenbergen. Dat heeft geleid tot de stichting van een Nederlandse Hervormde gemeente in de stad.
In 1572 werd Steenbergen door de Watergeuzen geplunderd; in de periode 1581-1590 bezetten beurtelings de Spanjaarden en de Staatsen de stad. Bekend is vooral de slag bij Steenbergen, op 17 juni 1583, geleverd onder de wallen van de stad tussen de Spaanse veldheer Parma en Biron, een Franse maarschalk in Staatse dienst.
Prins Maurits voegde in 1590 ná Breda ook Steenbergen weer toe aan de Republiek. Al lieten de Staten-generaal tijdens het 12-jarige bestand (1609-1621) de vestingwerken herstellen en uitbreiden, de stad bleef een zwakke plek in het Nederlandse vestingstelsel vormen.
Na een hevige beschieting gelukte het de Spanjaarden in 1622 wederom de stad voor enige maanden te bezetten. Na de herovering van de stad door Prins Maurits werden van 1627-1629 grote werken aan de vesting van de stad uitgevoerd: de stad is sinds die tijd dan ook niet meer ingenomen. Veel voordelen heeft dit overigens niet gehad, omdat de legerlasten in de vorm van plaatselijke belastingen, te zwaar drukten op de toch al berooide plaatselijke bevolking. Bovendien had het platteland veel te lijden onder de veelvuldige belegeringen en onderwaterzettingen, die ook na 1648, tijdens de vele oorlogen tegen Frankrijk, West-Brabant teisterden. De laatste onderwaterzetting vond plaats in 1809, bij de invasie van Engelse troepen in Zeeland.
[bewerk] Steenbergen na haar taak als vestingsstad
In 1827 is de vesting opgeheven en enige decennia later waren de meeste herinneringen aan de vesting- en garnizoensstad verdwenen.
De Franse tijd bracht vrijheid van godsdienst, maar het duurde zeker nog vijftig jaar vooraleer de katholieken hun achterstand hadden ingehaald. De landbouw werd hoofdmiddel van bestaan. In de 19de eeuw kwam de meekrapcultuur, net als in het naburige Bergen op Zoom, tot grote bloei. In de gemeente waren zeven stoven, waar rode kleurstof voor de lakenindustrie werd vervaardigd.
Toen deze markt in enkele jaren tijds instortte, legden landbouwers zich toe op de teelt van suikerbieten. Zodoende deed ook in Steenbergen de moderne tijd haar intrede met de (immiddels gesloten) vestiging van de suikerfabriek door de firma Van Loon, De Ram en Co. in 1871 op de noordwestelijke vestingwallen.
Door de gestage toename van het inwoneraantal rond 1890 breidde de stad zich van lieverlee uit. De vergroting van de stadskern vond aanvankelijk plaats langs de toegangswegen tot de stad in de vorm van lintbebouwing. In 1941 volgde echter de vaststelling van een eerste grote uitbreidingsplan, dat zich hoofdzakelijk beperkte tot het gebied binnen de oude vestinggrachten. De uitvoering van dit plan, gestagneerd door de oorlog, kwam tot stand van 1948-1956. De volgende uitbreidingsplannen voorzagen in woningbouw ten noorden van de Molenweg, Steenbergen-Zuid en recentelijker in Steenbergen Noord-Oost.