Gouden regels van de opening (schaken)
Van Wikipedia
Beginnende schakers maken vaak al desastreuze fouten in de opening. Bekende in het algemeen minder goede openingszetten die vaak worden gedaan door beginners zijn:
- Het opspelen van de randpionnen
- Het naar de rand spelen van het paard
- Het te vaak spelen met één stuk
- Het te vroeg met de dame spelen
Om dit soort problemen te voorkomen worden 'drie gouden regels' onderwezen aan beginnende schakers.
[bewerk] Pion in het centrum
Het is belangrijk om het centrum te beheersen in de opening en het middenspel - dit is immers de plek waar de stukken elkaar treffen. Het makkelijkste is om een pion in het centrum te zetten. De meest gespeelde openingszetten zijn: 1.e4, 1.d4, 1.c4 en 1.Pf3. Zie Schaakopening.
[bewerk] Stukken ontwikkelen
Het is belangrijk om de lichte stukken te ontwikkelen: de paarden en de lopers. Een voorbeeld van ontwikkelen is na 1.e4 e5 2.Pf3 Pc6 3.Lc4 Lc5. Wit is dan klaar om te rokeren, en zal daarna doorgaans nog zijn andere paard en loper in het spel brengen.
[bewerk] Rokade
De koning moet veilig staan. In het algemeen gebeurt dit door de rokade. Zeker als de stelling open is, is het gevaarlijk als de koning op de centrale lijnen van het bord blijft staan. Afhankelijk van de stelling en de eigen voorkeur kan je kort of lang rokeren. Soms is het verstandig om juist nog even te wachten met rokeren, maar in het algemeen is het verstandig om snel de koning in veiligheid te brengen. De rokade gebeurt vaak aan de korte kant. Er zijn gevallen waarin het juist beter is om lang te rokeren. De pionnen voor de koning zijn na de korte rokade meteen gedekt. Bij de lange rokade is de a-pion ongedekt. Het kost vaak een tempo om ook deze pion te dekken.