Isoritmie
Van Wikipedia
Isoritmie (ook Isoritmiek, gr.: gelijke ritmische ordening) is een vormeigenschap van motetten in de 14e en 15e eeuw.
Het betreft een ritmisch patroon (talea genoemd [1]), dat onveranderlijk wordt herhaald in de melodie die door de tenor wordt gedragen (color genoemd). Van de tenorpartij zal de toonhoogte in de regel variabel zijn, ongeacht het aantal keren dat de talea in de color wordt herhaald.
Het kan in alle stemmen voorkomen of in slechts enkele. In de motetten begon de isoritmie in de tenorstem om vervolgens de hogere stemmen te bereiken.
Het patroon wordt bovendien niet altijd streng in alle stemmen aangehouden; tenor en contratenor behouden de talea immers.
Het bijzondere van de isoritmische motetten van de 14e en 15e eeuw (die als het hoogtepunt van de Ars Nova gelden) is dat de herhaalde ritmische patronen niet congruent hoeven te zijn met de melodische componenten (de zogenaamde colores), waardoor zich verschuivingen kunnen voordoen. Dit type van isoritmie is op uitgesproken wijze aanwezig in de motetten van Guillaume de Machaut.
De uitvinding van de techniek wordt echter meestal de Ars Nova-componist Philippe de Vitry toegeschreven, maar in de vroege veertiende eeuw was het "noch de uitvinding van Philippe de Vitry, noch uitsluitend zijn domein". De isoritmische constructie werd vaak gevarieerd door het gebruik van strenge of vrije ritmische diminutie in de herhaling van de color. [2]
Een voorloper van de isoritmie, waarbij de talea enkel in de tenorstem wordt herhaald, is de isoperiodiek' van de motetten van de Ars Antiqua. De andere stemmen hebben echter dezelfde ritmische tijdseenheden als de tenor.
Behalve in verband met de motetten van de middeleeuwen wordt het begrip ook aangewend in de Indische muziek en in de muziek van moderne componisten zoals Alban Berg, Olivier Messiaen en John Cage. Ook door Anton Webern, Igor Strawinsky en Witold Lutosławski werd de isoritmie in een aantal composities opnieuw toegepast.
De begrippen "isoritmie" en "isoperiodiek" zijn moderne benamingen, die pas in 1904 door Friedrich Ludwig werden bedacht om er de 14e en 15e eeuwse praktijk van de polyfone motetten mee te beschrijven.
[bewerk] Voetnoten
- ^ lt.: talea = "snede" (mv. taleae), het ritmische model dat zich herhaalt, wordt talea genoemd; naar het Latijnse woord voor strofe, omdat het normaal met de strofische vorm van de tekst overeenstemt.
- ^ Hoppin, 1978, p.363
[bewerk] Bron
- Hoppin, Richard H. (1978). Medieval Music. New York: W.W. Norton & Co. ISBN 0-393-09090-6.