Iteratie (werkwoord)
Van Wikipedia
In het Nederlands hebben veel werkwoorden een vorm die iteratie genoemd wordt. Deze vorm drukt een herhaling of ook wel een verheviging van de handeling uit.
[bewerk] Eigenschappen
Itteratie is herkenbaar aan de werkwoordsuitgangen –elen en –eren. Zo zijn er bijvoorbeeld de koppels schuifen-schuifelen en stoten-stotteren. Van veel van dit soort koppels is het oorspronkelijke werkwoord niet meer in gebruik in het Nederlands of zijn de betekenissen zo ver uit elkaar gegroeid dat het verband ertussen nog maar moeilijk te herkennen is.
Bij iteraties wordt de stam van het werkwoord nooit als zelfstandig naamwoord gebruikt. Zo zijn schijn-iteraties makkelijk te ontmaskeren. Lepelen en rimpelen zijn dus geen iteraties (bij lepen en rimpen), want er bestaan zelfstandige naamwoorden lepel en rimpel, waarvan ze afgeleid zijn. Ook druppelen is geen iteratie. Het is afgeleid van druppel, dat zelf weer een oud verkleinwoord van drop is.
[bewerk] Lijst met iteraties
Iteratie | Afgeleid van |
---|---|
bibberen | beven |
duikelen | duiken |
hakkelen | hakken |
jakkeren | jagen |
kibbelen | kijven |
klapperen | klappen |
klepperen | kleppen |
knipperen | knippen |
krabbelen | krabben |
prikkelen | prikken |
schuifelen | schuiven |
sijpelen | zijpen |
sniffelen | snuiven |
snotteren | snuiten |
spatteren | spatten |
stotteren | stoten |
stuiteren | stuiten |
trappelen | trappen |
wiebelen | weven |
wiegelen | wiegen |