Matthias Erzberger
Van Wikipedia
Matthias Erzberger (Buttenhausen, 20 september 1875 – Bad Griesbach, 26 augustus 1921) was een Duits politicus.
Inhoud |
[bewerk] Jeugd en vroege carrière
Matthias Erzberger werd in het Zwabische (Zuid-Duitse) Buttenhausen geboren als zoon van postbode Josef Erzberger. Matthias Erzberger groeide op in een katholiek en sociaal voelend gezin. Erzberger studeerde onderwijskunde in Saulgau en later staatsrecht en economie in Freiburg (Zwitserland).
Na zijn studie is hij als auteur en redacteur (Deutsches Volksblatt) actief in Stuttgart. In 1899 was hij medeoprichter van de Christelijke Vakvereniging. Hij was aanvankelijk erg antisocialistisch en antiliberaal in zijn opvattingen. Hij was echter wel sociaal bewogen en erg gehecht aan katholieke emancipatie in het toen sterk door het protestantse Pruisen overheerste Duitse Keizerrijk van Wilhelm II.
[bewerk] Lid van de Rijksdag
In 1903 werd Erzberger voor de katholieke Zentrumspartei (Centrumpartij) in de Rijksdag gekozen. Hij was op dat moment met 28 jaar de jongste afgevaardigde in Rijksdag. Binnen de Centrumpartij behoorde hij tot de linkervleugel.
Als rijksdagafgevaardigde trad hij sinds 1907 op als financieel expert van zijn fractie en hield zich daarnaast bezig met koloniale vraagstukken. In 1909 was hij de drijvende kracht achter de financiële hervorming.
In 1912 kwam hij in de fractieleiding. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij aanvankelijk voorstander van de oorlogsplolitiek van de generaals. In 1917 stelde hij met samen met zijn eigen partij, de meerderheidssocialisten (SPD) en de Forttschrittspartei (linkse liberalen) een vredesresolutie op en streefde hij naar "vrede zonder annexaties". Hij toonde zich bereid om een coalitie te vormen bestaande uit de SPD, de Zentrumspartei en de Fortschrittspartei om op die manier vrede te bewerkstelligen.
[bewerk] Minister van Financiën
In oktober 1918 werd Erzberger als staatssecretaris opgenomen in de regering van prins Max van Baden. Op 6 november 1918 werd hij voorzitter van de wapenstilstandscommissie.
Op 11 november 1918 sloot Erzberger als één van de leden van de Duitse vredesdelegatie de wapenstilstand te Compiègne
In februari 1919 werd Erzberger in het kabinet van Philipp Scheidemann (SPD) opgenomen als minister van Werkgelegenheid. Erzberger zette zich helemaal in voor de ratificatie en de naleving van het Verdrag van Versailles. Hij raakte hierdoor in conflict met extreemrechts, die hem voor landverrader uitmaakte. Karl Helfferich, een vroegere vicekanselier maakte Erzberger helemaal zwart. Mede hierdoor moest hij aftreden omdat hij het vertrouwen van de Rijksdag verloor. Hij nam hierna weer zitting in de Rijksdag voor de Centrumpartij.
In juni 1919 werd hij vicekanselier in het kabinet-Bauer. Hij was tevens minister van Financiën. Hij legde zich geheel toe op de hervorming van de financiën.
[bewerk] Vermoord
In 1920 moest Erzberger als vicekanselier en minister van Financiën aftreden. Hij werd door extreemrechts echter nog steeds lastiggevallen.
Op 26 augustus 1921 werd Matthias Erzberger in het Zwarte Woud door aanhangers van een extreem-rechts en nationalistische groep vermoord. Tijdens zijn begrafenis op 31 augustus sprak de latere rijkskanselier Joseph Wirth (een Erzberger-aanhanger) een grafrede uit.
Erzberger had een encyclopedisch geheugen, was begaafd, klein-burgerlijk, soms arrogant en een harde werker. Hij was bijzonder ongeliefd bij extreem-nationalistische kringen vanwege zijn rol tijdens de wapenstilstand te Compiègne en zijn inzet voor de ratificatie van het vredesverdrag. Erzberger had de gave zich steeds aan de veranderende omstandigheden aan te kunnen passen.
Naast een realist, leefde hij soms in een wereld die alleen in zijn gedachten bestond. Voor de Eerste Wereldoorlog hield hij zich bezig met het verwezenlijken van een nieuwe kerkelijke staat voor de paus in Liechtenstein en een heilige plaats voor de koning van Beieren in Jeruzalem.
Door sommige historici wordt hij gezien als de eerste carrière-politicus.
Voorganger: Bernhard Dernburg |
Rijksminister van Financiën 1919-1920 |
Opvolger: Joseph Wirth |