Quintus Haterius
Van Wikipedia
Quintus Haterius (ca. 65 v. Chr. - 26) (PIR² 0024) was een senator en beroemd retoricus in de tijd van Augustus en Tiberius. Hoewel hij al op vergevorderde leeftijd was, werd hij in 5 v. Chr. aangesteld als consul suffectus, daar hij een triumvir epulonis was1. Hij huwde een dochter van Marcus Vipsanius Agrippa en Claudia Marcella maior2, wat hem verbond met de Julisch-Claudische dynastie.
Inhoud |
[bewerk] Haterius' politieke carière
Nadat hij in 5 v. Chr. consul suffectus was geworden, werd Haterius opgenomen in de senaat. Hij zou vaak in conflict komen met Augustus door zijn talrijke versprekingen. Hij zou – onbedoeld – de dubbele betekenis van het woord officium (plicht: zowel in het algemeen, als in bed) hebben geïntroduceerd toen hij een vrijgelatene verdedigde die ervan beschuldigd werd de minnaar van zijn patronus te zijn3
Tijdens de ambigue vergadering in de senaat van 17 september 14 over de opvolging van Augustus, vroeg de onoplettende Haterius aan de wantrouwende princeps in spe, "Hoelang aan één stuk zal u verduurd hebben, Caesar, dat er geen hoofd voor de staatszaken aanwezig is?"4. Hierdoor moest Tiberius wel een antwoord geven op de vraag van de senaat en hij keurde omwille van dit Haterius' gedrag dan ook af5.
Toen de vergadering werd afgesloten, haaste Haterius zich naar Tiberius' huis op het Palatium om hem om vergifenis te vragen. Toen hij Tiberius zag langskomen in gezelschap van een wacht, vloog hij naar diens knieën om hem om vergifenis te smeken. Tiberius viel door Haterius belemmert voorover6, waardoor Haterius bijna ter plekke gedood werd door de wacht. Pas nadat hij gepleit had bij Livia, die bij Tacitus Augusta wordt genoemd, werd hij gered door haar invloed als moeder op Tiberius.
Toen hij een wet op de luxe bepleitte in 16, stelde hij voor het gebruik van goudplaten en zijden versieringen aan banden te leggen7. Toen echter in 22 door een senatus consultum de tribunicia potestas aan Drusus, Tiberius' natuurlijke zoon, werd toegekend, pleitte hij ervoor dat dit besluit in gouden letters zou worden gegraveerd en aangebracht op de muren van de curia8. Tacitus merkt hierbij op dat hij zich enkel ten schande maakte, daar hij een oud man was. Zijn onderdanigheid als senator komt overeen met die van Quintus Haterius, een man die altijd achter erfenissen aanzat, die genoemd wordt door Seneca minor9.
Haterius stierf op het eind van het jaar 26, op de gezegende leeftijd van negentachtig jaar10. Het lijkt erop dat zijn zonen hem niet hadden overleefd11.
[bewerk] Haterius' reputatie als retoricus
Haterius' reputatie werd hoger aangeslaan leraren in de retorica dan in de senaat. Seneca maior, die hem aan het werk gehoord had12, en Seneca minor13 beschrijven hem als iemand wiens waarde eerder lag in zijn voordrachtkunst dan in zijn redenaarskunst. Ze worden in hun beschrijvingen bijgetreden door Tacitus14 en mogen dus als betrouwbaar worden beschouwd.
Zijn sonore stem, onvermoeibare longen en spitsvondige vindingrijkheid waren uitzonderlijk, hoewel zij hem soms door de mand deden vallen. Er was veel te prijzen, en zelfs meer te excuseren of te veroordelen, in zijn retoriek. Augustus zei dat zijn welsprekendheid een trekketting nodig had – "Haterius noster sufflaminandus est"15, want de woorden liepen er niet alleen vlot uit, maar ze liepen ook bergafwaarts. Daar hij zo weinig controle had over zijn radde tong, liet hij zijn redevoeringen door een vrijgelatene voorzien van leestekens terwijl hij ze uitsprak, en deelaspecten en overgangen in thema werden door deze aangeduid.
[bewerk] Haterius' nalatenschap
Seneca minor16 bekritiseert hem bij talrijke gelegenheden. Hij begon zijn redes heftig, en stopte dan plots. Zij zijn vermaard voor hun tekort aan gezond verstand, goede smaak en Romeinse gebruiken. Terwijl de langzame en betamelijke overgangen van Cicero waren geschikt meer voor senatoren, terwijl de snelle woordenstroom van Haterius slechts geschikt was voor demagogen en de menigte van een Griekse agora. Terwijl Seneca maior herhaaldelijk de redevoeringen van Haterius citeert17, zegt Tacitus dat Haterius' werken in zijn tijd al bijna verouderd waren18.
De beste voorbeelden van de Haterius' redes van zijn te vinden bij Seneca maior19. In ex Controversa looft Seneca de pathos van de redenaar. Seneca minor20 verwijt Haterius van archaïsmes, maar zij waren woorden of zinsneden van Cicero, die Haterius misschien zelfs nog persoonlijk zou hebben gekend.
[bewerk] Beknopte bibliografie
|
|
[bewerk] Referenties
- W. Eck, art. Haterius (2), in NP5 (1998), p. 183.
- PIR² (1998-2004).
- C.L. Platter, Officium in Catullus and Propertius: a Foucauldian reading, in CPh 90 (1995), pp. 211 - 224.
- J. Rüpke, Religiöse Spezialisten republikanischer Zeit in Rom: Biographien, Erfurt, 2002.
- J. Rüpke, Religiöse Spezialisten republikanischer Zeit in Rom: Jahreslisten, Erfurt, 2002.
- W. Smith, art. Haterius (3), in W. Smith (ed.), A Dictionary of Greek and Roman Biography and Mythology, II, Londen, 1870, p. 360.
- Tacitus, Annales: I-VI, trad. comm. M.A. Wes, ‘s Hertogenbosch, 1999.
- Who was Who in Roman Times: Data on Persons: Quintus Haterius (2005).