Schouwburg van Van Campen
Van Wikipedia
De schouwburg van Van Campen was de eerste stadsschouwburg van Amsterdam, gevestigd aan de Keizersgracht 384, tegenwoordig hotel Blakes. Deze schouwburg werd in 1637 voltooid en verving de Duytsche Academie van Samuel Coster die eerder op deze plek gevestigd was. Deze Academie was oorspronkelijk opgezet met als doel de wetenschap te verspreiden en te verbreden door middel van voordrachten in de landstaal, hoewel er ook andere activiteiten plaatsvonden zoals schermwedstrijden. Coster, samen met toneelschrijver Bredero, had deze Academie naar Italiaans voorbeeld in 1617 opgezet; zij was gevestigd in een eenvoudig houten gebouw.
Zowel Coster als Bredero kwamen uit de traditie van rederijkers, en beiden waren lid geweest van rederijkerskamer In Liefde Bloeyende. De rederijkers ontwikkelden in de vroege 17e eeuw, door hun voorgedragingen van poetische teksten, het begin van het moderne toneel in Nederland.
Amsterdam beleefde inmiddels haar Gouden Eeuw, en geleidelijk aan ontstond er vraag naar een permanent theatergebouw. Jacob van Campen, bekend architect uit de Gouden Eeuw en onder meer ontwerper van het Paleis op de Dam, ontwierp een eenvoudig permanent theater, naar Italiaans voorbeeld uit die tijd, en verving daarmee Coster's Nederduytsche Academie.
Deze eerste stadsschouwburg van Amsterdam zou op 26 december 1637 geopend moeten worden met het speciaal daartoe geschreven toneelstuk Gijsbrecht van Aemstel van Vondel. Vondel had tevens de tekst in het architraaf van de toegangspoort van de schouwburg bedacht:
De weereld is een speeltoneel
Elck speelt zijn rol en krijght zijn deel
Deze toegangspoort is het enige dat heden ten daage nog van de oorspronkelijke schouwburg van Van Campen overeind staat.
De kerkeraad van de gereformeerde gemeente gooide echter roet in het eten, en probeerde in eerste instantie de opening van de schouwburg tegen te gaan; dat lukt slechts tijdelijk, want uiteindelijk werd de schouwburg op 3 januari 1638 alsnog geopend, met een uitvoering van Gysbrecht van Aemstel.
De schouwburg van Van Campen deed tot 1664 dienst; toen duidelijk werd dat zij te klein was, en bovendien niet aansloot bij het barokke ideaal van die tijd. De schouwburg werd tijdelijk gesloten, met als argument het dreigende uitbreken van de Tweede Engelse Zeeoorlog. De nieuwe schouwburg, die in 1665 open ging, was twee maal zo groot als die van Van Campen. De eerste steen werd gelegd door de dichtende dochter van de toneelschrijver Jan Vos. Het toneel was aanpast aan de eisen van die tijd. De Amsterdamse historieschrijver Jan Wagenaar geeft een uitvoerige beschrijving. Het meest opzien baarde de toneelmachine, waardoor men allerlei uit de lucht kon laten neerzakken of in de bodem doen verdwijnen. Gerard de Lairesse had zijn medewerking verleend aan de verfraaiing van het interieur.[1] Deze nieuwe schouwburg brandde echter in 1772 af, waarbij veel doden vielen. (Al het puin werd gezeefd vanwege het goud en de juwelen).
De stadsschouwburg verhuisde naar het Leidseplein en is in 1790 geopend met een stuk van August von Kotzebue.
[bewerk] Externe links
[bewerk] Bronnen
- ↑ Evenhuis, R.B. Ook dat was Amsterdam, deel III. De kerk der hervorming in de tweede helft van de zeventiende eeuw: nabloei en inzinking, p. 39.