Standvogel
Van Wikipedia
Een standvogel is een vogelsoort waarvan (vrijwel) alle individuen in (of zeer dicht bij) het broedgebied blijven overwinteren. Ze weten dus slechte omstandigheden (o.a. voedselgebrek) het hoofd te bieden.
Ze worden ook wel resident of blijver genoemd.
[bewerk] Indeling vogelsoorten naar trekgedrag
De volgende driedeling is mogelijk:
- trekvogel, als alle individuen van die soort in de herfst wegtrekken.
- deeltrekker, als een deel van de individuen wegtrekt.
- standvogel, als de vogelsoort geen trek vertooont, dus gewoon in het broedgebied blijft.
Dit begrip standvogel moeten we niet soortspecifiek zien, maar populatiespecifiek. Afhankelijk van de geografische breedte, respectievelijk hoogte boven zee van hun broedgebied zullen vogels trekvogel, deeltrekker of standvogel zijn. Vaak zijn de populaties uit Noord-Europa trekvogel en die uit Zuid-europa standvogel. Nederland neemt veelal een tussenpositie in, er zijn daar veel deeltrekkers. Dit zelfde kunnen we zeggen m.b.t. de hoogte boven zee. Vogelpopulaties hoog in de bergen trekken in de herfst vaak naar lagere regionen.
[bewerk] Voorbeelden echte standvogels
Bij de Nederlandse en Belgische broedvogels zijn dat o.a.:
- Havik
- Korhoen
- Patrijs
- Fazant
- Steenuil
- Bosuil
- Groene specht
- Zwarte specht
- Grote bonte specht
- Kleine bonte specht
- Boomklever
- Boomkruiper
- Gaai
- Ekster
- Zwarte kraai
- Huismus
- Ringmus
Enige buitenlandse:
- Haaksnavelkolibrie
- Zwaardkolibrie
- Kookaburra
- Keizerspinguin
- Hyacinthara
- Struisvogel
- Paradijsvogels
- Nandoe
- Secretarisvogel
- Roodmaskeragapornis
- Pauw
- Casuaris
- Californische condor
- Andescondor
- Filipijnse apenarend
Het voorkomen van vogels in Nederland wordt in de Avifauna van Nederland 2, blz. 9 als volgt gedefinieerd:
| jaarvogel | = het hele jaar aanwezige | broedvogel. |
| zomervogel | = buiten Nederland overwinterende | broedvogel |
| jaargast | = het hele jaar aanwezige | niet-broedvogel |
| wintergast | = in het winterhalfjaar aanwezige | niet-broedvogel |
| zomergast | = in het zomerhalfjaar aanwezige | niet-broedvogel |
| doortrekker | = alleen in de trektijd aanwezige | niet-broedvogel |
| standvogel | = broedvogel die geen trek vertoont |
Let op!
Jaarvogel en zomervogel niet verwarren met jaargast en zomergast.
