Vlas
Van Wikipedia
Vlas | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||
Linum usitatissimum L. (1753) |
|||||||||||||||||||
Dwarsdoorsnede stengel. Ep = epidermis; C = bast; BF = bastvezels; P = floëem; X = xyleem; Pi = merg |
Vlas (Linum usitatissimum) is een gewas dat al sinds mensenheugenis verbouwd wordt. Er zijn blauwbloeiende en witbloeiende rassen. Daarnaast zijn er rassen met bruine zaden en rassen met gele zaden. De rassen kunnen naar gebruik als volgt worden ingedeeld:
- Vezelvlas: voor linnen, al meer dan 6000 jaar geteeld
- Olievlas: voor lijnolie
Planten van olievlas zijn korter en meer vertakt dan die van vezelvlas en worden verbouwd voor de zaden waar olie uit gewonnen wordt: zie verder bij Lijnolie. Het volgende betreft vezelvlas.
Vezelvlas wordt geteeld om de vezel. De vezel bestaat uit een bundel van cellen, waarvan de celwanden verdikt zijn met cellulose. Om de vezelbundel zitten gelignificeerde cellen, de houtpijp. Belangrijk is dat de plant lang is, tussen de 80 en 120 cm, maar desondanks niet legert en pas zo hoog mogelijk vertakt. Vlas wordt in de eerste helft van april gezaaid. Het bloeit in juni en wordt geoogst in de tweede helft van juli.
De vlasplant wordt met wortel en al uit de grond getrokken om een zo lang mogelijke vezel te behouden. Vroeger gebeurde dit met de hand en werd het vlas in schoven gezet. Dit gaf het typische beeld van de "vlaskapelletjes": kleine bosjes drogend vlas. Tegenwoordig gebeurt het trekken meestal machinaal en wordt het vlas plat op de grond gelegd, een bewerking die in het vakjargon slijten wordt genoemd.
Dat het vlas niet onmiddellijk van het veld wordt verwijderd heeft te maken met het rotingsproces. Het roten is eigenlijk een soort rottingsproces dat ervoor zorgt dat de vezel los komt van de schors. Dit heet dauwroten. Het vlas wordt dus terug plat op de akker gelegd en moet, om een egale roting te verkrijgen, gekeerd worden. Ook hiervoor zijn er aparte machines ter beschikking. Tijdens het zogenaamde keren kan het vlas ook ontzaad worden. Dit is het keerrepelen, waarbij de zaadbollen enkele dagen later bij het keren verwijderd worden. Bij het trekrepelen wordt tegelijkertijd het stro van de zaadbollen ontdaan. Het trekken geeft het al of niet ongerepelde vlas.
[bewerk] Bewerkingen
Het ongerepelde vlas wordt eerst gerepeld. Bij het repelen wordt de zaadbol van de stengel verwijderd. Voor het verwijderen van de bast moet het vlas daarna geroot worden. Vroeger gebeurde dat in grote bakken gevuld met water; soms zelf in de rivier (daarom werd in België de Leie de "gouden rivier" genoemd). In Nederland gebeurde dit in het Waaltje, een dode rivierarm die door en langs het dorp Rijsoord loopt.
Tegenwoordig gebeurt het roten op het veld (dauwroten). Door het gerote vlas te brakelen en te zwingelen wordt de kern verwijderd en komt de vezel vrij (langevezel). De stukjes kern (houtpijp) worden scheven genoemd, die gebruikt worden in meubelplaten, bouwplaten en isolatiemateriaal. Bij het zuiveren van de scheven komt nog wat vlasvezel vrij (kortevezel) en dat wordt samen met lompen vermalen tot papier, isolatiemateriaal, producten voor vormdelen in auto's. Hier wordt Oud Hollands papier, bankpapier en sigarettenpapier van gemaakt.
Na het zwingelen wordt gehekeld. Hierbij worden de vezels gekamd en tot hekelband verweven. Het hekelband wordt gesponnen tot draden. Het vlasgaren wordt geweven tot doek en na bleking geeft dit het gebleekte linnen. De hekelsnuit en de korte vezels worden gekaard (alle vezels komen dezelfde kant uit te liggen) en gesponnen tot lokkengaren. Vroeger werd gekaard met de bollen van de plant Kaardenbol. Naast het gebruik van de korte vezels voor touw dat door twijnen verkregen wordt, wordt dit garen ook gebruikt voor het weven van linnen. Op de vlasplant zitten even veel korte als lange vezels, welke tegenwoordig droog gesponnen tot zeer fijne garens kunnen worden verwerkt of d.m.v. cotonisatie/versnijden op katoenmachines goedkoop kunnen worden gesponnen.
Tot in de achttiende eeuw was de vlasvezel in Europa naast wol de belangrijkste grondstof voor textiel, maar in de negentiende eeuw is hij als zodanig verdrongen door katoen. De teelt kan zich nu alleen nog staande houden met behulp van subsidies.
In Europa is de vezelvlasteelt voor linnen geconcentreerd in Zuid-Nederland (Zeeuws-Vlaanderen), België en Noord-Frankrijk. Ook Normandië heeft zijn "capitale du lin". In Nederland wordt vlas zowel voor de vezel als voor zaaizaad geteeld. De vlasteelt binnen de drie klassieke productielanden is mede dankzij een gerichte promotie in de laatste 25 jaar bijna verdriedubbeld en omvat meer dan 100.000 hectare. Meer dan 70 % van het linnen heeft bestemming mode. Productie daarvan geschiedt in lage-loonlanden welke zonder verwerking van West-Europese vezel afkomstig onmogelijk een product kunnen fabriceren dat aan de kwaliteitseisen voor de rijke wereld voldoet. De expansie van de markt voor vezelvlas heeft bijna geheel op Franse bodem plaats gevonden, van 25.000 naar 75.000 ha, mede dank zij de ontwikkeling van eigen Franse vlasrassen. De tijd dat Nederland toonaangevend was als exporteur van zaaizaad is inmiddels lang voorbij. Dit is mede oorzaak van het feit dat het vlasareaal in Nederland niet explosief is gestegen.
[bewerk] Ziekten en beschadigingen
Een ruime vruchtwisseling van 1 op 7 moet veel ziekten bij vlas voorkomen. Vlasbrand (Pythium megalacanthum) bijvoorbeeld tast de planten aan vanuit de grond.
[bewerk] Galerij
Lijnzaad bevat een grote hoeveelheid essentiële vetzuren |
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden op de pagina Linum usitatissimum op Wikimedia Commons. |