Voedingsbodem
Van Wikipedia
Een voedingsbodem is een bodem met voedingsstoffen, bedoeld om schimmels, bacteriën, planten of dieren te kweken. Van deze voedingbodem kunnen de planten of dieren eten en de eventuele larven kunnen zich hierin nestelen.
[bewerk] Voedingsbodem bij plantaardige weefselkweek
Bij plantaardige weefselkweek bestaat een voedingsbodem meestal uit de volgende onderdelen:
- Water: hierin worden de volgende stoffen opgelost:
- Voedingszouten: dit zijn stoffen als stikstof, fosfor, calcium, kalium, ijzer; kortom allemaal bouwstoffen.
- Een koolstofbron; meestal gewone suiker (officieel sucrose). Normaal heeft een plant geen suiker nodig. Planten kunnen namelijk onder invloed van zonlicht zelf energie aanmaken. We noemen dat proces fotosynthese. Echter in de plantaardige weefselkweek zijn vaak minder bladeren aanwezig. Ook is het kunstlicht in een klimaatcel vaak onvoldoende om zelf energie te kunnen aanmaken.
- Vitaminen: ook planten hebben vitaminen nodig.
- Groeistoffen of plantenhormonen: Door deze stoffen toe te voegen wordt bereikt dat de planten meerdere groeipunten vormen. Daardoor verkrijgt men sneller en meer planten dan zonder deze stoffen.
- Bindmiddel: agar Dit wordt toegevoegd om de voedingsbodem stevig te maken zodat je er een plantenstekje in kunt steken zonder dat het omvalt.
Als alle stoffen zijn opgelost wordt de vloeistof in buisjes of kuipjes gegoten. Daarna wordt het in een autoclaaf verhit tot ±121°C om ervoor te zorgen dat alle bacteriën en schimmels worden gedood. Het is immers de bedoeling dat de planten onder steriele omstandigheden worden gekweekt.
[bewerk] Voedingsbodem voor micro-organismen
Voor het onderzoek bij micro-organismen, zoals schimmels en bacteriën, wordt in een petrischaal een voedingsmedium gegoten dat bestaat uit agar met daarin opgeloste voedingsstoffen. Vervolgens kan het geheel zo nodig worden gesteriliseerd in een autoclaaf, maar dit is niet nodig als het voedingsmedium dat werd uitgegoten al steriel was. Sommige voedingsmedia zijn zodanig samengesteld dat het selectief werkt op de groei van een specifiek organisme. Andere organismen kunnen niet uitgroeien.