Vredesconferentie van Den Haag
Van Wikipedia
In 1899 en 1907 worden in Den Haag twee internationale vredesconferenties gehouden. Een derde conferentie, gepland voor 1915, vond geen doorgang.
[bewerk] Eerste vredesconferentie
De eerste vredesconferentie van Den Haag in 1899 was een initiatief van de Russische tsaar Nicolaas II, onder invloed van de denkbeelden van Ivan Bliokh en Bertha von Suttner. De conferentie begon op 18 mei 1899 en de verdragen werden ondertekend op 29 juli 1899 door 26 staten en nageleefd door 17 staten. De bepalingen werden van kracht op 4 september 1900.
Vertegenwoordigers van 26 regeringen maakten afspraken over methoden van oorlogvoering, zowel te land als ter zee. Het uitvoeren van bombardementen vanuit luchtballons, het gebruik van gifgassen en andere chemische wapens, en het gebruik van hollepuntkogels werden verboden. Het belangrijkste resultaat was het besluit om vrijwillige arbitrage in te voeren. Dit leidde tot oprichting van het Permanent Hof van Arbitrage, dat later gevestigd werd in het Vredespaleis in Den Haag.
Ze bevestigden tevens de Declaratie van Parijs tot uitbanning van de kaapvaart van 1856, waarbij zich nu ook de Amerikaanse staten aansloten.
Onder druk van Italië werd de Heilige Stoel niet voor de conferentie uitgenodigd. Nederland werd vertegenwoordigd door de minister van buitenlandse zaken, Willem de Beaufort. België werd vertegenwoordigd door minister van staat en kamervoorzitter Auguste Beernaert, toen reeds een gekende pacifist en latere winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede (1909).
[bewerk] Tweede vredesconferentie
Op 15 juni 1907 begon de Tweede Haagse Vredesconferentie met de bedoeling de bepalingen van de vorige vredesconferentie uit te breiden, andere bepalingen te wijzigen en meer nadruk te leggen op oorlogvoering ter zee.
Ditmaal waren bijna alle staten vertegenwoordigd. De bepalingen werden getekend op 18 october 1907 en werden van kracht vanaf 26 januari 1910.
Het verdrag bestond uit dertien secties, waarvan er twaalf geratificeerd werden.
- I. De vreedzame regeling van internationale geschillen
- II. Beperking op het gebruik van geweld bij de recuperatie van aangegane schulden
- III. Het openen van de vijandelijkheden
- IV. De wetten en gewoontes bij oorlogvoering te land.
- V. Rechten en plichten van neutrale mogendheden en personen bij oorlogvoering te land.
- VI. Status van vijandelijke koopvaardijschepen bij het uitbreken van de vijandelijkheden.
- VII. Conversie van koopvaardijschepen in oorlogsschepen.
- VIII. Het leggen van automatische-contact zeemijnen.
- IX. Bombardering van zeestrijdkrachten.
- X. Aanpassing van oorlog ter zee aan de beginselen van de Conventie van Genève.
- XI. Bepaalde beperking met betrekking tot het uitvoeren van het recht op gevangenneming bij oorlogvoering ter zee.
- XII. De oprichting van een internationaal hof voor buitgemaakte vrachtschepen (niet-geratificeerd)
- XIII. Rechten en plichten van neutrale landen bij oorlogvoering ter zee
Bovendien werden er nog twee bijkomende verklaringen ondertekend :
- Verklaring I : Uitbreding van verklaring II van de Conferentie van 1899 tot andere types luchtvaartuigen.
- Verklaring II : over de verplichte arbitratie.
Een derde conferentie die gepland was voor 1916, werd afgelast wegens het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Het verbod op luchtbombardementen en het gebruik van onderwatermijnen was ondoeltreffend. De bepalingen betreffende koopvaardijschepen in oorlogstijd werden echter goed opgevolgd.
Door het tot stand brengen van internationale rechtsregels, werden beide vredesconferenties een lichtend voorbeeld voor zowel de Volkerenbond als de Verenigde Naties.