Wetsvoorstel (Nederland)
Van Wikipedia
Een wetsontwerp is een voorstel van een minister of een lid van de Tweede Kamer voor een nieuw aan te nemen wet. Deze moet in Nederland worden aangenomen door de Tweede Kamer en Eerste Kamer. Een voorbeeld van een wetsontwerp door een lid van de Tweede kamer is het kinderwetje van Van Houten, dat kinderarbeid tegenging.
Inhoud |
[bewerk] Procedure
In Nederland wordt een wetsvoorstel ingediend door de regering, dat zijn de koningin en de ministers gezamenlijk of door de Tweede Kamer . Art.82 lid 1 van de Grondwet spreekt van indiening door of vanwege de Koning en door de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De voorbereiding van een wetsvoorstel van de regering begint op het betrokken ministerie, waar de minister aan de ambtenaren vraagt een concept voor een wetsvoorstel op te stellen. Hij kan dat ook aan een externe of een interne commissie opdragen. Het voorstel kan wijzigingen bevatten in een reeds bestaande wet of in meerdere bestaande wetten, maar het kan ook een geheel nieuwe regeling worden. De minister legt het concept-wetsvoorstel daarna voor aan de ministers , verenigd in de ministerraad. De ministerraad beslist of het wetsvoorstel aan de Raad van State (RvS) wordt voorgelegd.
[bewerk] Raad van State
Bij elk wetsvoorstel moet de minister namelijk advies aan de Raad van State vragen voordat het wetsvoorstel wordt ingediend. Daarbij let men zowel op de juridische aspecten van het voorstel, maar ook of het voorstel effectief kan zijn. Als dit advies voor de minister aanleiding geeft tot een reactie doet hij of zij dat in een Nader rapport aan de Koningin. Als de Tweede Kamer het initiatief voor een wetsvoorstel doet, is raadpleging van de RvS niet vereist.
[bewerk] Parlement
De regering stuurt het wetsvoorstel met een standaard Koninklijke Boodschap en een Memorie van Toelichting (MvT) naar de Tweede Kamer en voegt daarbij ook het advies en nader advies van de RvS. Vanaf dat moment zijn ook al deze stukken openbaar.
In de MvT wordt uiteengezet, wat met het wetsvoorstel wordt beoogd en onder meer op welke wijze de wet zal worden ingevoerd. De Tweede Kamer bespreekt het in één van de kamercommissies, waarin van elke fractie een of twee leden zitting hebben. Daar wordt een Verslag van gemaakt, waarop de minister reageert met een Nota, waarin eventueel wijzigingen op het voorstel worden opgenomen. Vaak wordt nog een tweede ronde gegaan, waarna het voorstel in de plenaire vergadering wordt besproken. Zolang als het wetsvoorstel niet is aangenomen, kan het door de regering worden gewijzigd. Ook de leden van de Tweede Kamer kunnen wijzigingen voorstellen. Dat wordt het recht van amendement genoemd en is in art. 84 lid 2 van de Grondwet vastgelegd. Na aanvaarding al of niet in gewijzigde vorm stuurt de Tweede Kamer het wetsvoorstel naar de Eerste Kamer. Deze kan het wetsvoorstel niet op onderdelen wijzigen. De Eerste Kamer heeft uitsluitend het recht het voorstel te verwerpen of te aanvaarden. Als het wetsvoorstel ook door de Eerste Kamer is aangenomen, gaat het naar de Koning, die het bekrachtigt door het te ondertekenen. Daarmee is het wetsvoorstel feitelijk wet geworden. Tot slot wordt de wet afgekondigd in het Staatsblad.