Charles Péguy
Van Wikipedia
Charles Péguy (Orléans, 7 januari 1873 - Villeroy-sur-Marne, 5 september 1914) was een Franse schrijver, dichter en essayist. Hij sneuvelde in de slag aan de Marne.
Inhoud[verbergen] |
[bewerk] Levensloop
Péguy kwam uit armoedige omstandigheden en werd opgevoed door zijn moeder en grootmoeder. Zijn vader was kort na zijn geboorte overleden. In 1891 sloot hij de middelbare school af en ontving een beurs, maar werd niet toegelaten, omdat hij de toelatingstest niet doorstond. Hij diende vervolgens als vrijwilliger in het leger (1892-1893) in Orléans. Péguy probeerde opnieuw, ditmaal succesvol, en begon in (1894) zijn studie aan de École normale supérieure (?), waar hij in contact kwam met Romain Rolland en de filosoof Bergson, die bijzonder veel invloed op hem uitoefende. Péguy voelde zich verwant met het socialistische gedachtegoed en verdedigde de in de pers verguisde Alfred Dreyfus.
[bewerk] Socialisme
In deze begintijd van zijn studie zweert Péguy zijn katholiek geloof, dat hij van huis uit meekreeg, af en wordt socialist. Péguy is voor een "universele" socialistische republiek. In deze tijd schreef hij Jeanne d'Arc en De la Cité Socialiste (1897), waarin hij zijn socialistische visie nader uitwerkte. Aansluitend verliet hij de universiteit, ook al omdat hij slechte resultaten behaalde. In mei 1898 richtte hij met vrienden de boekhandel Librairie Georges Bellais op, mengde zich in het politieke leven en schaarde zich achter Emile Zola, die zich met J'accuse in de Dreyfus-discussie mengde.
[bewerk] Cahiers de la Quinzaine
Péguy viel op door zijn antiklerikale en anti-militaristische opvattingen. In 1899 trad hij uit de socialistische partij en richtte in januari 1900 de Cahiers de la quinzaine op, via welke hij zijn werk wilde publiceren en nieuwe talenten een platform wilde bieden. Romain Rolland, Julien Benda, Georges Sorel en André Suarès leverden er hun literaire bijdragen. Het blad hield zich onder meer bezig met de crisis, waarin de intellectuelen in Frankrijk zich zouden bevinden. Hij kritiseerde het autoritaire denken en de burgerlijke dubbelmoraal, zoals die volgens Péguy onipresent waren. Aandacht voor sociale vraagstukken bleven overigens grotendeels achterwege. Tegelijk begon hij meer en meer Frankrijk te mystificeren, dat hij nog het meest in staat zag "De stad van God" te kunnen belichamen, hetgeen bleek uit zijn in 1905 gepubliceerde Notre Patrie. In deze tijd vindt ook zijn overgang, of beter gezegd terugkeer, naar het katholicisme plaats.
[bewerk] Katholiek
In 1906 biechtte Péguy aan Jacques Maritain op, dat hij tot het geloof terugkeerde. Dit proces zou in 1908 afgesloten zijn. In zijn werk combineert hij een polemische stijl en politieke stellingnames met lyrische en mystieke vorm en inhoud. Van verschillende zijde werd hij bekritiseerd. Door de Rooms-Katholieke Kerk, omdat hij deze autoritair denken verweet. Ook door de socialisten, omdat hij hun pacifisme geselde.
[bewerk] Receptie
Politiek beschouwen als een onderdeel van spiritualiteit, zoals Péguy deed, maakte hem populair bij uiteenlopende figuren van rechts tot links. Deze late Péguy oefende aantrekkingskracht uit op onder meer de fascisme-filosoof Giovanni Gentile, maar ook progressieve filosofen zoals Emmanuel Mounier. Mussolini vond hem, net als Gilles Deleuze een inspiratiebron. Péguy hechtte in zijn latere werk groot belang aan de Intuïtie als bron van kennis. Deze opvatting stelt hem in relatie tot de vaders van de levensfilosofie Henri Bergson en Wilhelm Dilthey. Terwijl Péguys werk vele mogelijkheden biedt om zijn ideeën te kritiseren, groeit de waardering voor zijn kritische houding jegens de idee van de ideologie.
[bewerk] Bibliografie
- Jeanne d'Arc, drame en trois pièces (1895-1897)
- De la Cité Socialiste (1897)
- L'Affaire Dreyfus et la Crise du Parti Socialiste (1899)
- Notre Patrie (1905)
- Situations (1907)
- Clio, dialogue de l'histoire et de l'âme païenne (1909)
- Le Mystère de la charité de Jeanne d'Arc (1910)
- Notre jeunesse (1910)
- Victor-Marie, Comte Hugo. Solvuntur objecta, (1910)
- Le porche du mystère de la deuxième vertu, (1911)
- L'Esprit de la Nouvelle Sorbonne (1911)
- L'Argent (1912)
- Le Mystère des saints Innocents (1912)
- L'argent suite, (1913)
- La Tapisserie de sainte Geneviève et de Jeanne d'Arc (1913)
- La Tapisserie de Notre-Dame (1913)
- Ève (1913)