Commedia dell'arte
Van Wikipedia
Commedia dell'arte is de gebruikelijke naam voor het Italiaanse geïmproviseerde typentoneel van de 16e tot 18e eeuw. Andere namen voor het genre zijn Commedia delle maschere (naar de gebruikte maskers), Commedia all’italiana e.a.
Kenmerkend is dat in de toneelstukken (komedies) steeds dezelfde personages met steeds dezelfde naam, een direct herkenbaar uiterlijk en eenzelfde karakter optreden. Enkele karakters zijn:
- Arlecchino (Harlekijn)
- Brighella
- Colombina
- Isabella
- Dottore (dokter)
- Capitano (kapitein)
- Pantalone
- Pulcinella
Over de herkomst is weinig zeker, al ligt voor de hand dat ze aansloot bij bepaalde traditionele elementen. Tegenover de "geleerde" komedie, die aan de hoven en academies door gelegenheids(amateur)spelers werd opgevoerd, belichaamde de Commedia dell'arte de scenische volkshumor, kwam uit het lagere volk en werd van 1545 af uitsluitend door beroepsacteurs (arte = beroep) gespeeld. Het betreft hier een toneeltechniek waarbij geen geschreven tekst wordt gebruikt: de hoofdinhoud van het stuk was vastgelegd in een "scenario", waarop de spelers verder improviseerden, elk naar eigen smaak en talent. Er werden zoveel mogelijk toespelingen op actuele gebeurtenissen en personen ingelast, gapingen in de handeling werden opgevuld met visuele grappen, met zorgvuldig voorbereide tirades, acrobatische capriolen, muziek, dans, pantomime, enz. Het improviseren was daardoor eigenlijk een "vak". (un' arte)
De improvisatie bracht met zich mee dat de acteurs bijzonder goed op de hoogte moesten zijn van elkaars reactie. Rollen van een zelfde karakter werden dan ook vrijwel steeds aan een zelfde acteur toevertrouwd. Iedere Italiaanse regio leverde een masker of vaststaand type: zo zorgde het erudiete Bologna voor de figuur van de pedante Dottore, de handelsstad Venetië voor het type van de koopman Pantalone, het aan Spanje onderworpen Napels voor de Capitano, Bergamo, de stad van de lastdragers, voor de lepe dienaren Arlecchino en Brighella, enz. De rollen van Colombina en andere gewiekste kamermeisjes e.d. werden door vrouwen vervuld.
Het vroegst bekende gezelschap trad op in Mantua in 1567; het oudst bekende scenario dateert uit 1568. In de 17e eeuw werd het geheel nog spectaculairder door het inlassen van elementen uit de fabels en de mythologie en het gebruik van mechanische trucs ("kunst- en vliegwerk"). De spelersgezelschappen trokken door heel Europa. Na 1660 speelden Italianen, afwisselend met Molière, in het Petit-Bourbon-theater in Parijs, eerst in hun eigen taal, na 1680 ook in het Frans. Ook in andere Franse theaters traden zij op en hun invloed op het Franse toneel (Molière, Marivaux, Beaumarchais) is bijzonder groot.
Omstreeks 1700 raakte de commedia dell'arte in verval, o.a. door concurrentie van het Franse toneel en van het melodrama, en de theaterhervorming van Carlo Goldoni (1707–1793) heeft dit exclusief Italiaanse genre de doodsteek toegebracht. Wel bleven de figuren tot op de huidige dag voortleven in ballet en pantomime, carnaval en poppenspel. Zo leeft Pulcinella voort als "onze" Jan Klaasen.
Sedert 1920 is de belangstelling herleefd bij toneelvernieuwers als J. Copeau, J.-L. Barrault e.a. en wordt de waarde van de improvisatie voor het toneel steeds meer erkend.