Constitutional Convention
Van Wikipedia
De Constitutional Convention (of Philadelphia Convention) was de bijeenkomst in Philadelphia van vertegenwoordigers van 12 van de 13 staten van de Verenigde Staten, gehouden van 25 mei tot 17 september 1787 die als eidresultaat had de aanname van de grondwet van de Verenigde Staten.
Inhoud |
[bewerk] Aanloop naar de conventie
Tijdens en vlak na de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog werden de Verenigde Staten bestuurd onder de Artikelen van de Confederatie (Articles of Confederation). Dit document kan beschouwd worden als de eerste grondwet van de VS. Al vrij snel na aanname van de Artikelen werd duidelijk dat de centrale regering niet voldoende machten had om een efficiënt bestuur te vormen. Zo had de regering geen macht om belastingen te heffen en opereerden de individuele staten meer als onafhankelijke landen dan als een unie.
In 1786 werd op aanraden van James Madison een conferentie bijeengeroepen in Annapolis om problemen rond de handel tussen de staten te bespreken. De conferentie was allesbehalve succesvol en slechts 5 van de 13 staten stuurde een delegatie. Eén van de weinige concrete besluiten die werden genomen was om in de zomer van 1787 een bredere conferentie bijeen te roepen in Philadelphia. Deze conventie had als oorspronkelijk doel om de Artikelen van de Confederatie te herzien maar ontaarde uiteindelijk in een geheel nieuwe vorm van bestuur over het land.
[bewerk] Verloop van de Conventie
De conventie kwam bijeen in het State House, het latere Independence Hall in Philadelphia, dezelfde locatie waar 11 jaar eerder de onafhankelijkheidsverklaring (Declaration of Independence) werd ondertekend. Van de 74 verkozen afgevaardigden waren er uiteindelijk 55 die daadwerkelijk aan de conventie deelnamen. Enkele invloedrijke personen, onder wie Patrick Henry, Thomas Jefferson en John Adams waren afwezig omdat zij ofwel tegen aanpassing van de centrale regering waren (Henry) ofwel zij in het buitenland waren als diplomaten (Jefferson en Adams). Andere als Benjamin Franklin, Alexander Hamilton, James Madison en George Washington bevonden zich onder de afgevaardigden. Washington werd als voorzitter van de conventie gekozen en nam slecht zelden actief mee aan de beraadslagingen. Zijn aanwezigheid zou echter van doorslaggevende betekenis blijken.
[bewerk] Virginia plan
James Madison, dé drijfveer achter de poging om een krachtig centraal bestuur in te stellen, pleitte voor een republikeinse vorm van bestuur waarin niet één persoon of instantie alle macht naar zich toe kon trekken en waar een systeem van checks and balances een evenwichtige regering moest bevoorderen. Enkele van zijn ideeën, die bekend zouden worden als het Virginia Plan, waren:
- Een wetgevende vergadering bestaande uit 2 kamers
- Een Lagerhuis, gekozen door het volk
- Een hogerhuis gekozen door het lagerhuis
- Een uitvoerende macht gekozen door de wetgevende vergadering
- Nationaal justitieel apparaat
- Uitvoerende en justitieele macht met vetorecht over de wetgevende macht
- Nationaal vetorecht over wetgeving in de individuele staten
De eerste weken van de conventie waren vooral gewijd aan aanpassingen aan dit model. Zo hadden de kleinere staten problemen met de proportionele vertegenwoordiging van de wetgevende vergadering en vreesden zij annexaties door de grotere staten in de unie. De bevolkingsrijke grotere staten daarentegen pleitte voor afschaffing van het toen geldende principe van één staat, één stem. Roger Sherman stelde uiteindelijk voor om het lagerhuis, nu het huis van afgevaardigden via proportionele vertegenwoordiging verkozen te laten worden terwijl in het hogerhuis, de latere senaat elke staat evenveel stemmen zou hebben.
[bewerk] Britse plan
De New Yorkse afgevaardigde Alexander Hamilton stelde een geheel ander plan voor, namelijk een bestuur dat was gebaseerd op het Britse model. Zo wilde hij een gouverneur aan het hoofd van de uitvoerende macht die voor het leven werd gekozen en absolutt vetorecht had over wetten die het Congress zou aannemen. Ook hield zijn plan in dat de individuele staten zelf weinig tot geen macht meer zouden hebben over interne aangelegenheden.
Er was geen enkele steun voor het plan van Hamilton, het zou te veel lijken op een monarchie en de oude orde herstellen waar de kolonisten tot voor kort tegen hadden gevochten in de revolutie. Hij verliet de conventie maar keerde later toch weer terug en zou later één van de grootste voorstrijders voor de nieuwe grondwet worden.
[bewerk] Compromissen
Andere twistpunten die tijdens de conventie moesten worden opgelost was die van de relatie tussen de centrale overheid en de individuele staten. Er was weerstand tegen een centrale regering die te veel rechten over zou nemen die aan de staten zelf werden voorbehouden. Uiteindelijk werden er compromissen gesloten en hoewel de staten veel van hun rechten behielden werd besloten dat de te vormen grondwet primair zou gelden boven wetgeving in de staten indien die tegenstrijdig waren.
Voorts was er een conflict tussen de noorderlijke en de zuidelijke staten over de slavernij in de VS. Hoewel een belangrijk deel van de noorderlingen de slavernij afkeurde en in strijd achtte met de idealen waarvoor in de revolutie werd gevochten wilde men de conventie niet laten mislukken door een te harde opstelling jegens het zuiden. Om de macht van het zuiden in te perken werd als compromis aangenomen om de slaven in het zuiden als 3/5 van één persoon te tellen bij vaststelling van de volkstellingen die noodzakelijk waren om de proportionele vertegenwoordiging in het Huis van Afgevaardigden te regelen. Later is deze opzet wel eens aangehaald als bewijs dat men de slaven niet als volwaardig persoon zagen (wat in het zuiden vaak ook het geval was) maar ironisch genoeg waren het de zuidelijke staten die ze als volwaardig wilden laten tellen om zo hun vertegenwoordigingen talrijker te maken terwijl de noorderlijke afgevaardigden hiermee de slavernij wilden afzwakken. Voorts werd besloten de handel in slaven per 1 januari 1808 te verbieden.
[bewerk] Opstelling en aanname
In juli werd een committée gevormd om de voorstellen en resoluties van de Conventie om te zetten in een geschreven grondwet. Er volgde nog enkele weken van debatten en wijzigingen werden doorgevoerd totdat op 17 september de uiteindelijke versie voor ondertekening werd voorgelegd aan de afgevaardigden. De aanwezigheid van George Washington en zijn steun voor het uiteindelijke resultaat trok veel twijfelaars over de streep. Hoewel enkele leden zich nog steeds niet konden verenigen met het uiteindelijke resultaat was de meerderheid redleiljk tevreden met de text en 39 afgevaardigden ondertekenden het, te weten:
- William Samuel Johnson
- Roger Sherman
- George Read
- Gunning Bedford
- John Dickinson
- Richard Bassett
- Jacob Broom
- William Few
- Abraham Baldwin
- James McHenry
- Daniel of St. Thomas Jenifer
- Daniel Carroll
- Nathaniel Gorham
- Rufus King
- John Langdon
- Nicholas Gilman
- David Brearley
- William Paterson
- William Livingston
- Jonathan Dayton
- Alexander Hamilton
- Richard Dobbs Spaight
- William Blount
- Hugh Williamson
- Thomas Mifflin
- Robert Morris
- George Clymer
- Jared Ingersoll
- Thomas Fitzsimons
- James Wilson
- Gouverneur Morris
- Benjamin Franklin
- John Rutledge
- Charles Pinckney
- Charles Cotesworth Pinckney
- Pierce Butler
- George Washington
- John Blair
- James Madison
- James McClurg
[bewerk] Bronnen
(Allen Engelstalig)