Dacische Oorlogen
Van Wikipedia
De Dacische Oorlogen (101-102 en 105-106 n. Chr.) waren twee korte oorlogen tussen het Romeinse Rijk en Dacië (het huidige Roemenië) tijdens de regeerperiode van de Romeinse keizer Traianus.
Inhoud |
[bewerk] Eerdere botsingen
Sinds de heerschappij van Boerebista waren de Daciërs een dreiging voor het Romeinse Rijk. Julius Caesar was al begonnen met het plannen van een campagne tegen Dacië.
In de winter van 85 / 86 viel het leger van koning Duras de Romeinse provincie Moesia aan. De Romeinse keizer Domitianus verdeelde de provincie in Moesia Inferior en Moesia Superior, voorbereidend op toekomstige aanvallen.
In het volgende jaar, 87, gaf Domitianus bevel tot een veldtocht tegen Dacië. De Romeinse generaal Cornelius Fuscus stak de Donau over met vijf of zes legioenen maar werd verslagen bij Tapae. Dit gebeurde door de Daciërs geleid door Dirpaneus/Decebalus (Dacisch voor: de dappere).
In 88 werd het Romeinse offensief voortgezet, en het Romeinse leger, dit keer onder het commando van Tettius Iulianus versloeg de Daciërs bij Tapae. Na deze slag sloten Domitianus en Decebalus vrede.
Volgend op de vrede van 89 werd Decebalus een cliens van Rome. Ze kregen geld, handwerklieden en oorlogstuig van het Romeinse rijk om de grenzen te verdedigen. Sommige historici zijn van mening dat dit een onvoordelige vrede was voor Rome.
[bewerk] Redenen van de twee grote oorlogen
Gedurende de eerste eeuw na Christus was het Romeinse beleid dat dreigingen uit buurlanden en provincies aangepakt moesten worden. Afgezien van enige samenwerking met Domitianus na een gestopte invasie, bleef Decebalus zich tegen Rome verzetten. Daarom werd Dacië gezien als een dreiging. Op dat moment had Rome economische problemen die vooral lagen aan militaire campagnes door Europa, maar ook aan een lage hoeveelheid goud veroorzaakt door keizer Nero. Bevestigde geruchten over Dacisch goud en andere waardevolle spullen waren ook een oorzaak van het conflict.
De nieuwe keizer Traianus, zelf een ervaren militair en tacticus, begon met het voorbereiden van een oorlog tegen Dacië.
[bewerk] De eerste oorlog
Na het behalen van steun in de Romeinse senaat was Traianus in 101 klaar om op te trekken naar Dacië. Dit was een oorlog waren de Romeinse militaire vindingrijkheid en technische meesterschap goed werd getoond: een stenen brug, later bekend geworden als Traianus brug, werd over de Donau gebouwd om de voortgang van de legers te steunen. Het Romeinse offensief werd voorafgegaan door twee legionaire groepen die recht naar het hart van Dacië marcheerden en steden en dorpen onderweg verbrandden. Traianus versloeg het Dacische leger bij de Slag om Tapae en in 102 besloot Decebalus zich over te geven na een aantal andere kleine conflicten. De oorlog, die maar enkele maanden duurde, was geëindigd met een heroïsche overwinning van het Romeinse Rijk.
De beroemde brug bij Drobeta werd gebouwd in voorbereiding op de tweede oorlog. Deze brug, waarschijnlijk de grootste van die tijd en de daaropvolgende eeuwen, was ontworpen door Apollodorus van Damascus en was nodig om Dacië opnieuw te overwinnen sinds de "vrede" verloren werd door het Romeinse Rijk. Decebalus kreeg technische en militaire versterking van Traianus om een sterke geallieerde zone te creëren tegen de gevaarlijke noordelijke en oostelijke volken. De spullen werden echter gebruikt om van het Dacische Koninkrijk een grote onafhankelijke kracht te maken.
[bewerk] De tweede oorlog
Na zijn onderwerping leefde Decebalus de Romeinse regels een tijdje na, maar organiseerde al snel opstanden onder stammen tegen de Romeinen en plunderde Romeinse koloniën over de Donau. Traianus riep zijn troepen weer bij elkaar in 106 voor een tweede oorlog tegen het Koninkrijk van Dacië.
In tegenstelling tot het eerste conflict kende de tweede oorlog verschillende slagen die duur waren voor het Romeinse leger. Hoewel het Romeinse leger veel stammen aan eigen zijde had duurde het een tijd voordat de beslissende slag uitgevochten werd. Dit gebeurde echter uiteindelijk en Rome nam Dacië in. Een aanval tegen de hoofdstad Sarmizegetusa vond plaats aan het begin van de zomer van 106 met deelneming van de legioenen II ADIUTRIX en FLAVIA FELIX en een detachement (vexillatio) van Legio VI Ferrata. De Daciërs sloegen de eerste aanval af maar de Romeinen vernietigden de waterpijpen naar de Dacische hoofdstad. De stad werd tot de grond toe platgebrand. Decebalus vluchtte maar pleegde later zelfmoord. De oorlog ging niettemin door. Met dank aan de gevangenname van een bekende van de Dacische koning, Bicilis, vonden de Romeinen Decebalus' schat in de rivier Sargesia/Sargetia - een fortuin dat door Jerome Carcopino op 165.500 kg goud en 331.000 kg zilver werd geschat. De laatste slag met het leger van de Dacische koning vond plaats in Porolissum (het huidige Moigrad).
[bewerk] Conclusie en nasleep
De Dacische Oorlogen waren een grote triomf voor Rome en haar legers. Traianus riep een totaal van 123 dagen van feest uit. In Rome werd in 113 de Zuil van Traianus geplaatst, waarop de veldtochten van Traianus in Dacië als een soort stripverhaal zijn afgebeeld.
Dacië werd formeel geannexeerd en Dacië's rijke mijnen werden veilig gesteld. De mijnen vormden een nuttige financiële bron voor komende veldtochten van Rome en hielpen met de snelle expansie van Romeinse steden in Europa. De meeste burgers van Dacië werden tot slaaf gemaakt of gedood, gedeeltelijk om komende opstanden te voorkomen.
De twee oorlogen waren belangrijke overwinningen in de Romeinse expansionistische campagne, waarmee Traianus de bewondering van de bevolking afdwong. Het einde van de Dacische Oorlogen markeerde een periode van groei en relatieve vrede in Rome. Een groot bouwproject begon dat de infrastructuur van het Romeinse Rijk verbeterde. Traianus werd een eerlijke keizer, waarmee hij de weg baande voor verdere interne uitbreiding en versterking binnen het Romeinse Rijk als geheel.