Drie Gapers
Van Wikipedia
De Drie Gapers zijn, komende van de Koninginnelaan, als het ware de poort naar het strand van Oostende, België.
Aan de ene kant, richting Wellingtonrenbaan, bevinden zich de Koninklijke Gaanderijen, het stedelijk overdekt zwembad en het viersterrenhotel Thermae Palace (gebouwd in 1933 naar plannen van de Oostendse architect André Daniels (1883-1976)
Aan de andere kant, richting Casino Kursaal, beginnen de Venetiaanse Gaanderijen met erboven de grote Koninklijke Villa, oorspronkelijk gebouwd in 1873 in opdracht van Leopold II. Na verwoesting in de WO II, werd deze villa herbouwd tussen 1953 en 1956 naar plannen van de Brugse architect Antoine Dugardijn (1889-1962). Koning Boudewijn en de koninklijke familie vertoefde er regelmatig. Het behoort nu tot de Koninklijke Stichting en werd in concessie gegeven als hotel en restaurant.
De Drie Gapers zijn twee immense doorgangen en de derde gaper dat ben jij, althans in de volksmond.
De Drie Gapers werden gebouwd in de typische art-decostijl van de Brusselse architect Antoine Courtens (1899-1969). Maar de Drie Gapers zijn natuurlijk het best gekend voor het bronzen ruiterstandbeeld van Leopold II, opgetrokken door de Brusselse beeldhouwer Alfred Courtens (1889-1967), de broer van Antoine Courtens. Het beeld werd onthuld op 19 juli 1931 door Koning Albert I en koningin Elisabeth.
In het midden staat op een hoge sokkel Leopold II te paard, kijkend naar de Noordzee. Links bevindt zich de beeldengroep "Dankbaarheid van het Kongolese Volk" (wegens hun bevrijding uit de slavernij onder de Arabieren). Rechts is de beeldengroep "Hulde van de Oostense Vissersbevolking".
Het ruiterstandbeeld werd tot beschermd monument verklaard op 22 september 1981.
In 2004 werd, na de televisieuitzending over de 'vermeende' wreedheden in Kongo onder het bewind van Leopold II, de hand afgezaagd van een Afrikaan in de linkse beeldengroep.
[bewerk] Referentiewerk
Hostyn, Norbert - 'Monumenten, beelden & gedenkplaten te Oostende : Het Leopold II-monument op de zeedijk', De Plate 12 (1983), p. 218-219