Fin de siècle
Van Wikipedia
Het Fin de siècle (Frans voor 'eind van de eeuw') is een periode in de West-Europese cultuur die zich voordeed tussen circa 1890 en 1914, aan het eind van de Eeuw van de Vooruitgang, de negentiende eeuw. Hoewel het begrip in Frankrijk bedacht werd en voor een typisch Frans levensgevoel staat, wordt het voor de hele Europese cultuur gebruikt. In het Fin de siècle komen verschillende geestelijke stromingen samen, zoals de laatste oplevingen van het symbolisme, het decadentisme en het estheticisme; het is de tijd van de Jugendstil, maar ook van de eerste expressionisten.
De periode kenmerkte zich door tweeduidigheid; enerzijds het goede leven van toegenomen welvaart bij sommigen, het feestelijke en frivole van de Belle Époque, het geloof in een toekomst die alleen maar beter kan worden door de sterke ontwikkeling van wetenschap en techniek, en anderzijds angst voor wat komen gaat, fascinatie voor verval en dood, de neiging tot decadentisme en Weltschmerz. Als beginpunt van de periode wordt wel genoemd de Parijse wereldtentoonstelling van 1889. De term zou voor het eerst in deze betekenis gebruikt zijn in het Franse tijdschrift Le Décadent in 1886. De periode vond zijn einde in 1914, toen de Westerse wereld bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zijn onschuld verloor.
Het Fin de Siècle kenmerkt zich zowel in de literatuur als in de muziek en in de beeldende kunst, en zeker ook in de filosofie. Exponenten zijn in Frankrijk Joris-Karl Huysmans, Claude Debussy en Henri de Toulouse-Lautrec, in Oostenrijk Hermann Bahr, Gustav Mahler en Gustav Klimt, in Duitsland Thomas Mann, Richard Strauss en Franz von Stuck. In Engeland waren het onder andere Oscar Wilde en Aubrey Beardsley en in de Nederlandse literatuur Louis Couperus, Karel van de Woestijne en Herman Teirlinck. Ook de Russische schrijver Anton Tsjechov en de Noorse naturalistische toneelauteur Henrik Ibsen behoren er toe. Daarnaast moet de invloed van de filosoof Friedrich Nietzsche genoemd worden.