Goudse Bouwmeester
Van Wikipedia
Goudse bouwmeester |
|
Datum uitspraak | 12 maart 1926 |
Zaaknummer | {{{zaaknr}}} |
Instantie | Hoge Raad |
Rechters | {{{rechters}}} |
Advocaat-generaal | {{{adv-gen}}} |
Soort zaak | Civiel |
Soort procedure | Cassatie |
Wetgeving | {{{wetgeving}}} |
Onderwerp | natuurlijke verbintenis |
Vindplaats | NJ1927, 777; LJN AG1802 |
Goudse Bouwmeester is een arrest van de Hoge Raad uitgesproken op 12 maart 1926 waarin wordt bepaald dat betaling ter voldoening van een natuurlijke verbintenis niet als onverschuldigde betaling kan worden teruggevorderd. Dit arrest wordt algemeen gezien als een grote doorbraak naar erkenning van het ongeschreven recht. Want een betaling die berust op een morele plicht in plaats van op een rechtsplicht, kan toch aanleiding geven tot een verbintenis.
[bewerk] Casus
De bouwmeester van Gouda ontvangt 35.000 gulden aan steekpenningen van de aannemer Bergeijk. Het gemeentebestuur komt er achter en zegt tegen de bouwmeester dat wat zij zullen doen tegen hem misschien gunstig beïnvloed wordt als hij het geld in de gemeentekas stort. De bouwmeester doet dat, maar het gemeentebestuur besluit toch de man te oneervol te ontslaan. Daarop krijgt hij spijt van de storting en wil zijn geld terug hebben, maar de gemeente wil het niet teruggeven.
[bewerk] Arrest
De bouwmeester vordert het bedrag van de gemeente terug op grond van onverschuldigde betaling, dat is een betaling zonder rechtsgrond. De Hoge Raad volgt dan het oordeel van het Hof, dat stelt:
'...dat mag worden aangenomen, dat appellant het bedrag van f. 35.000,00 heeft gestort als het ware uit een gevoel van berouw, fatsoen of iets dergelijks en dus door die storting vrijwillig heeft willen voldoen aan eene natuurlijke verbintenis'.
Volgens de Hoge Raad was hier dus sprake van een natuurlijke verbintenis (een verbintenis die niet in rechte kan worden afgedwongen). Essentieel hier is dat er volgens de Hoge Raad een verbintenis bestond op grond waarvan de bouwmeester had betaald en dat er dus wel degelijk een rechtsgrond aanwezig was voor de betaling. Er was dus niet onverschuldigd betaald, maar verschuldigd en dus kon er niet teruggevorderd worden.