Jan Boer (dichter)
Van Wikipedia
Jan Boer (geboren Rottum 8 juli 1899, overleden 4 januari 1983) was een Gronings dichter.
Zijn vader was bakker in het kleine wierdedorpje Rottum, maar werd enige jaren na Jans geboorte gedwongen te stoppen met zijn bakkerij omdat hij lupus kreeg, een chronische vorm van huidtuberculose. Hij vond werk in de landbouw waardoor de kleine Jan opgroeide als zoon van een keuterboer.
Een maand na zijn vijftiende verjaardag kreeg hij een aanstelling als kwekeling aan de Rijkskweekschool in de stad Groningen. Jan Boer zou zijn gehele loopbaan, van meester aan de lagere school te Ekamp tot gemeentelijk inspecteur van onderwijs van Groningen, in het onderwijs werkzaam blijven.
Boer schreef zijn eerste gepubliceerde gedicht; Jong Wicht, op de boerderij bij Rottum. Het kwam in 1917 in het tijdschrift Groningen te staan. Dit gedicht sloot goed aan bij de dichtstijl van die tijd, waarin de poëzie over het algemeen verhalend en 'licht-verteerbaar' was.
Al snel ging hij over op het schrijven van stemmingsgedichten. Toen hij deze gedichten voor publicatie opstuurde naar de redactie van een tijdschrift, stuurde deze redactie de jeugdige lyriek weer terug met een briefje waarop stond vermeld: "Zukswat zeggen goie Grunnegers nait" ("Zoiets zeggen echte Groningers niet"). Maar Boer hield vol en vanaf 1922 werd zijn werk met grote regelmaat opgenomen in het maandblad Groningen. Toch is het vooral door zijn moed zich te begeven op ‘on-Groningse’ literaire terreinen, dat deze Rottumer een vaste en zekere plaats heeft verdiend in de geschiedenis van de Groninger literatuur.
Na een lang ziekbed overleed Jan Boer op 4 januari 1983 en verstomde - zoals Willem de Mérode (1887-1939) Boer eens noemde - 'het zingend hart van Groningen'.