Johannes Verhulst
Van Wikipedia
Johannes Joseph Hermann Verhulst (Den Haag, 19 maart 1816 - Bloemendaal, 17 januari 1891) was een Nederlands componist en dirigent. Als componist van voornamelijk liederen en als topfunctionaris in het Nederlandse muziekleven in de negentiende eeuw is zijn invloed aanzienlijk geweest.
[bewerk] Leven
Verhulst zong als jongen in een katholiek kerkkoor, waar hij zich al onderscheidde door grote muzikaliteit. In zijn tienerjaren bracht hij het tot eerste violist in de hofkapel van koning Willem I. In 1836 kreeg Felix Mendelssohn-Bartholdy, op vakantie in Scheveningen, van Johannes’ muziekleraar een ouverture van Verhulst te zien. Mendelssohn nam hem daarop aan als leerling.
In Leipzig werd Verhulst dirigent van het Euterpe-orkest, waarvoor hij onder andere zijn Symfonie in e schreef. In 1842 ging hij op aandringen van koning Willem II terug naar Den Haag, waar hij zich toelegde op het schrijven van Nederlandse liederen. Zes jaar later werd hij in Rotterdam als dirigent van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst aangesteld; bij een feest in 1854 voor het zilveren jubileum van die vereniging lukte het hem tal van buitenlandse muziekprominenten te strikken, waaronder Franz Liszt.
In de jaren daarna volgden nog enige benoemingen: in 1860 bij Diligentia in Den Haag en in 1864 in Amsterdam bij Toonkunst, orkestvereniging Caecilia en Felix Meritis. In die machtige posities had hij een enorme invloed op het Nederlandse muziekleven gekregen. Zijn conservatieve smaak kwam hem echter op groeiende kritiek te staan. Zo weigerde hij Berlioz, Liszt en vooral Wagner uit te voeren. Als de zakelijke directie van een orkest die werken gespeeld wilde hebben, was ze op een gastdirigent aangewezen. In 1886 werd hij tot erelid van Diligentia benoemd, dat hem successievelijk ontsloeg. Daarop trad hij ook uit zijn functies in Amsterdam terug. Hij stierf teruggetrokken op 74-jarige leeftijd.
[bewerk] Werk
Verhulst heeft in het spoor van Franz Schubert en Robert Schumann enkele tientallen liederen geschreven, gewoonlijk op teksten van J. P. Heije. De tekstuele kwaliteit van die liederen is twijfelachtig, maar de inleving van Verhulst is onbetwist. Kenmerkend zijn de voor die tijd uitgebreide chromatiek en lange voor- en naspelen. In zijn beste liederen benadert hij het niveau van zijn idool Schumann. Voorts schreef hij kamermuziek, gewijde muziek (waaronder de Mis, opus 20) en orkestmuziek (waaronder de Symfonie in e opus 46).