Lindenbaum/Cohen
Van Wikipedia
Lindenbaum/Cohen |
|
Datum uitspraak | 31 januari 1919 |
Zaaknummer | {{{zaaknr}}} |
Instantie | Hoge Raad |
Rechters | De Savornin Lohman, Loder, Segers, Feith, Visser |
Advocaat-generaal | Tak |
Soort zaak | Civiel |
Soort procedure | Cassatie |
Wetgeving | art. 1401 (oud) BW (art. 6:162 BW (nieuw)) |
Onderwerp | onrechtmatige daad |
Vindplaats | NJ 1919, 161 |
Lindenbaum/Cohen is een arrest van de Hoge Raad uitgesproken op 31 januari 1919. Het arrest gaf een ruimere betekenis aan het begrip onrechtmatige daad. Voorheen werd een begrip alleen als onrechtmatige daad aangemerkt als het ook onwetmatig was, zie bijvoorbeeld Zutphense waterleiding. Met dit arrest konden voortaan ook handelingen, die in gingen tegen de zorgvuldigheid die men in het maatschappelijk verkeer tegen andermans goederen moet hebben, als onrechtmatige daad worden aangeduid. Dit arrest is een ommekeer geweest voor de manier waarop de Hoge Raad onrechtmatigedaadszaken behandelde, maar ook meer algemeen, hoe het omging met interpretatie van wetten in civiele zaken. De jurisprudentie die in dit arrest werd gevormd werd later gepositiveerd in artikel 6:162 BW.
[bewerk] Casus
Lindenbaum en Cohen hebben ieder een drukkerij in Amsterdam. Cohen koopt een bediende om, die werkt in de drukkerij van Lindenbaum, zodat hij informatie aan hem geeft over offertes en dergelijke. Lindenbaum komt achter deze bedrijfsspionage. Hij eist vervolgens schade van Cohen op grond van onrechtmatige daad.
[bewerk] Procesgang
De rechtbank kent de vordering van Lindenbaum toe, maar in hoger beroep wordt hij alsnog niet-ontvankelijke verklaard. Het probleem met de vordering van Lindenbaum is dat de bedrijfsspionage van Cohen niet in strijd met de wet is. Volgens de dan heersende vaste rechtspraak kan van onrechtmatige daad alleen sprake zijn als iemand handelde in strijd met een rechtsplicht.
De Hoge Raad komt op die regel terug, en verwoordt het als volgt:
dat onder onrechtmatige daad is te verstaan een handelen of nalaten, dat òf inbreuk maakt op eens anders recht, òf in strijd is met des daders rechtsplicht òf indruischt, hetzij tegen de goede zeden, hetzij tegen de zorgvuldigheid, welke in het maatschappelijke verkeer betaamt ten aanzien van eens anders persoon of goed, terwijl hij door wiens schuld tengevolge dier daad aan een ander schade wordt toegebracht, tot vergoeding daarvan is verplicht;