Mossel
Van Wikipedia
Mossel | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||
|
|||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Mytilus edulis Linnaeus, 1758 |
|||||||||||||
De Mossel (Mytilus edulis) is een in zee levend tweekleppig weekdier. De soort wordt ook wel 'Gewone' of 'Eetbare Mossel' genoemd.
Inhoud |
[bewerk] Beschrijving
[bewerk] Schelpkenmerken
Een langwerpig asymmetrisch driehoekige, betrekkelijk dunschalige maar stevige schelp. Er is een zeer onopvallend slot, bestaande uit enkele zeer kleine tandjes. De umbo ligt geheel bij de voorkant die spits is, de achterkant is afgerond. De buitenkant van de schelp heeft een paarsblauwe kleur. Lichtere kleuren, geelbruin tot groen komen ook voor. In dat geval zijn vaak stralende blauwe tot donkerpaarse lijnen aanwezig. Schelpen van jonge dieren zijn geelachtig en licht doorzichtig. Het periostracum is zwart bij volwassen dieren. De binnenzijde van de schelp is vanuit de umbo tot aan de mantellijn vaak bekleed met parelmoer. Tussen mantellijn en schelprand is de schelp paars gekleurd.
[bewerk] Kenmerken van het dier
Echte sifonen ontbreken, er is wel een in- en een uitstroomopening. De voetklier scheidt een uit eiwitten bestaande kleverige substantie af. Buiten de schelp verhardt deze substantie tot draden (byssusdraden) die zich aan het substraat hechten. Deze byssusdraden zijn taai en elastisch en hebben een zeer hoge sterkte waardoor de schelp stevig verankerd wordt.
[bewerk] Voortplanting
Zoals de meeste tweekleppigen vindt de voortplanting buiten de dieren in het zeewater plaats. Min of meer gelijktijdig worden miljoenen eitjes en zaadcellen van vele volwassen dieren het water in gespoten. In het zeewater vindt de bevruchting plaats. Er ontstaat dan een larve met een planktonische levenswijze. De larvale dieren kunnen wel enigszins op eigen kracht door het water zwemmen, maar deze beweging is slechts van ondergeschikt belang. De larve gaat waar de zeestroming het dier heen voert, zoals dat met al het plankton het geval is. Tijdens dit stadium wordt de larvale schelp gevormd, die gedurende enige tijd verder aangroeit. De larvale schelp ziet er nog niet zo uit als die van de volwassen Mossel. Na verloop van tijd wordt de schelp te zwaar voor een zwevende levenswijze en zakt het 'broed' naar de zeebodem. Deze 'broedval' is een kritieke fase want het dier is afhankelijk van de geschiktheid van de plaats om zich met byssusdraden vast te kunnen hechten. Daarvoor leent een vaste ondergrond zich het best. Aangezien het dier nog maar 1.5 à 2 mm groot is, is de speelruimte niet groot: lange afstanden om een geschikte plaats op te zoeken kunnen niet worden afgelegd. De fase is verder kritiek omdat ook op de zeebodem veel predatoren aanwezig zijn. Slechts een gering deel van de oorspronkelijke larvenpopulatie komt terecht op een geschikte plek en overleeft de eerste periode.
[bewerk] Habitat en leefwijze
De Mossel leeft als epibiont op een vast substraat omdat hij aanhechting voor de byssusdraden nodig heeft. Het substraat kan bestaan uit een stenen ondergrond, maar oude veenbanken en oude verharde kleibodems die op de zeebodem aanwezig kunnen zijn, voldoen ook. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van andere organismen met een hard skelet, zoals bv. grote schelpen. Dat kunnen ook soortgenoten zijn. Door zijn stevige verankering door middel van de byssusdraden zijn Mossels in staat zich in zeer onrustig water te handhaven. De gestroomlijnde schelp helpt daarbij omdat het water er gemakkelijk langs stroomt en dus weinig 'grip' op de schelp kan krijgen. Omdat het dier een weinig mobiele levenswijze heeft, is het niet in staat om zich tegen sedimentatie van zand en slib boven op de schelp te verweren door zich te verplaatsen. Daarom is een vestiging in onrustig water ook gunstig omdat daarmee het substraat vrij van sediment gehouden wordt. Toch komt de Mossel ook in zeer rustig water voor. Dergelijke biotopen moeten dan wel een heel geringe of liefst geheel afwezige sedimentatie hebben. Een optimaal habitat vormt de getijdenzone. De soort is in grote hoeveelheden, vaak dicht op elkaar, te vinden op rotskusten. Ook kunstmatige rotskusten, door mensen aangelegde dijken, vormen een goede habitat. Een plek waar mossels vaak voorkomen is de omgeving van de laagwaterlijn in een waddengebied. Op deze plaats kunnen zich mosselbanken vormen. Dit kunnen enorme opeenhopingen van levende en dode Mossels zijn. De schelpen vormen het harde substraat voor jonge mossels en op deze wijze kan zich een rifachtige structuur, een 'mosselbank' vormen. Door de grote hoeveelheden pseudofaeces wordt zeer veel slib door de Mossels zelf in en rond de mosselbank afgezet. De Mossels zelf zijn met byssusdraden aan elkaar vastgehecht. Op deze wijze kan inderdaad een verschillende decimeters boven het wad uitstekend stabiel Mossel'rif' gevormd worden.
Een Mossel kan bij eb ongeveer 6 uur boven water blijven. Veel langer wordt niet verdragen, dan treedt sterfte op. Tijdens de emersieperiode wordt de schelp met behulp van de sluitspier gesloten gehouden om uitdroging te voorkomen. Bij vloed staat de Mossel onder water, de sluitspier ontspant en de kleppen openen zich waardoor voedsel uit het water kan worden gefilterd.
Een Mossel kan vijftien jaar oud worden.
[bewerk] Voeding
De Mossel is een filteraar. Het enige wat hij hoeft te doen is zijn 'huisje' te openen. Door de 'instroom opening' wordt water naar binnen gezogen en door de uitstroom opening spuit het dier het water weer naar buiten. Ondertussen komt het water voorbij een rij kieuwen. Deze halen uit het voorbijstromende water zuurstof (O2) en voedsel. Het water wordt door ciliën (beweeglijke trilharen) op de kieuwen voortgeduwd. Deze ciliën nemen het voedsel op en verplaatsen het naar een slijmlaag, die dan de voedseldeeltjes naar de maag brengt. Het voedsel van de Mossel bestaat voornamelijk uit plankton. Andere zwevende stof, zoals slib en dergelijke wordt eveneens uit het water gefilterd.
Verteerd en onverteerbaar materiaal wordt in pakketjes, de zogenaamde pseudofaeces uitgeworpen. Op deze wijze kunnen enorme hoeveelheden slib door mossels uit het water worden gehaald en vastgelegd. Mossels kunnen door het opnemen van giftige stoffen of algen die giftige verbindingen produceren, zelf óók giftig worden. Hier hebben ze zelf tot op zekere hoogte geen last van, maar consumptie door dieren (iclusief de mens) die hoger in de voedselketen staan kunnen door het cumulatieve effect wel schade ondervinden.
[bewerk] Vijanden
De belangrijkste natuurlijke vijand van de Mossel zijn waadvogels, zoals de zwart met wit gekleurde scholekster, de eidereend en de zee-eend. Bij laag water zoeken de scholeksters de mossels op en verbrijzelt ze of wrikt ze met zijn snavel open. Daarnaast zijn zeesterren ondanks hun slome beweging geduchte roofdieren. Een zeester kruipt op de Mossel en trekt met zijn armen de twee schelpdelen van elkaar. De armen van de zeester zijn voorzien van vele kleine zuignapjes aan de onderzijde. Deze worden vastgezogen aan de schelpen van de Mossel en leveren zo een trekkracht op de schelp. De zeester hoeft verder geen inspanning te leveren aangezien de zuignapjes een constane kracht uitoefenen. Zoals elk schelpdier moet de Mossel om de schelp dicht te krijgen zijn sluitspier gebruiken. Het dichthouden van een schelp kost dus ook zonder een aanval van een zeester al energie. Als daar de trekkracht van de zeester boven op komt, raakt de Mossel dan ook betrekkelijk snel moe. Zodra de Mossel de schelp iets opent spuit de zeester maagzuur naar binnen. De Mossel trekt zijn schelp weer dicht en wordt nu al deels verteerd door de zure sappen van de zeester. Het duurt dan niet lang meer voordat de Mossel sterft, en de schelpdelen zich weer openen. Een derde vijand van de Mossel zijn vleesetende slakken, zoals oa de Tepelhoorn. De Tepelhoorn boort een gaatje in de schelp met zijn rasptong of radula, die bezet is met tandjes. Daarna wordt de inhoud door het gaatje leeggezogen en blijft de mosselschelp leeg achter.
Een nieuwe bedreiging is de Japanse oester; deze exoot maakt gebruik van hetzelfde substraat als de Mossel maar filtert bovendien de Mossellarven uit het water.
De mens is een heel grote en gevaarlijke vijand van de Mossel, omdat buitenproportionele vangst schade toebrengt aan de populaties. Dit speelt minder mee bij mosselcultures.
[bewerk] Voorkomen
De Mossel is één van de algemeenste diersoorten aan de Nederlandse en Belgische kust. Door ernstige vervuiling van randzeeën als de Noordzee is de natuurlijke populatie de afgelopen honderd jaar met ca 70% afgenomen.
[bewerk] Fossiel voorkomen
In het Noordzeegebied is de Mossel sinds het Boven Plioceen bekend.
[bewerk] Herkomst
De Mossel behoort met een aantal andere weekdieren tot een groep van soorten die een oorsprong in de Pacifische Oceaan hebben. Er wordt aangenomen dat deze soorten vanaf het vroeg Plioceen via de Beringstraat naar de Atlantische Oceaan zijn gemigreerd. De Mossel behoort tot de middengroep van gearriveerde soorten. Tot deze zogenaamde 'Pacifische groep' behoren oa. ook de Strandgaper, de uitgestorven Acila cobboldiae, het Nonnetje, de Wulk, Alikruik en Purperslak.
[bewerk] Verhouding tot de mens
[bewerk] Etymologie
Mytilus van Mutilus wat 'Mossel' betekent; edulis betekent zowel 'eetbaar' als 'smakeljk'.
[bewerk] Consumptie en ander gebruik
Mossels zijn als 'zeevrucht' een bekend ingrediënt en rijk aan mineralen, fosfor, ijzer en vitaminen. Vroeger werden ze vooral gegeten in de maanden met een r (september tot april), maar dat was in de tijd dat er nog geen gekoeld vervoer over de weg mogelijk was. Tegenwoordig zijn ze het hele jaar te verkrijgen.
In België worden Mossels doorgaans met frieten gegeten. Het plaatsje Philippine in Zeeuws Vlaanderen net over de Nederlandse grens is een geliefde plek hiervoor. Er staat een aantal mosselrestaurants en zelfs een (druipend) mosselmonument. De tot voor kort enige mosselveiling van Europa staat in Yerseke, recent wordt de Vlaamse mossel uit hangmosselcultuur, in Oostende geveild. De met name in België en Nederland populaire Zeeuwse Mossel wordt dan ook grotendeels verhandeld in Yerseke.
Dode Mossels bederven snel en zijn dan gevaarlijk voor consumptie. Een dode Mossel stinkt verschrikkelijk en kan vele gezonde exemplaren bederven.
De 'slikmossel' is gevreesd in de keuken; deze ontstaat doordat het weekdier sterft terwijl het dier zich in een zandig of slikachtig strand bevond. De schelp vult zich dan met slik en kan eenmaal in de pan opengaan en de smaak van de andere Mossels bederven.
Slikmossels en verzwakte Mossels zijn op het eerste zicht moeilijk te herkennen. Door met de vingers over de twee schelpdelen te wrijven en ze over elkaar te schuiven kan een slikmossel of een verzwakte Mossel ontdekt worden. Een verse Mossel laat dit immers maar één keer toe en knijpt dan samen, de andere blijven het 'goed' vinden.
Sommige mensen zijn overgevoelig voor de eiwitten van de Mossel, wat kan leiden tot huidirritatie en misselijkheid.
[bewerk] Verwijzingen
[bewerk] Zie ook
[bewerk] Externe links
- SoortenBank.nl beschrijving en afbeeldingen
- Animal Diversity Web: Mytilus
Meer afbeeldingen die bij dit onderwerp horen kunt u vinden op de pagina Mytilus edulis op Wikimedia Commons. |