Ontruiming van de Hooglanden
Van Wikipedia
De ontruiming van de Hooglanden, algemeen in het Engels de Clearances genoemd, was een periode in de geschiedenis van de Schotse Hooglanden, gedurende welke aanzienlijke emigratie uit het gebied plaatsgreep.
De periode staat bekend als een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Schotland; tijdens de Clearances werden tienduizenden gezinnen uit de Highlands verdreven, door toedoen van economische en sociale perikelen. Sinds de ontruimingstijd is het inwonerspeil van de Hooglanden nooit meer op het niveau van voorheen gekomen.
Aan de Clearances ging een langdurig proces van economische achteruitgang vooraf, dat ten minste gedeeltelijk door de feodale structuur van de landbouw werd uitgelokt. Traditioneel werkte Schotland met clanstructuren, waarbij reeds sinds de vroege Middeleeuwen het land over verschillende families was onderverdeeld: de stamhoofden verbouwden op hun territorium verschillende gewassen, vooral haver, en hadden hiervoor een aantal werknemers in dienst die het land bewerkten. Zij dreven onderling handel in vee. De etiquette vereiste dat gasten steeds goed ontvangen werden, en het was niet ongebruikelijk dat vriendschapsbanden met het schenken van schapen werden bevestigd. Deze vorm van economie hield in de Hooglanden goed stand tot in de 18de eeuw, terwijl de Schotse Laaglanden sterk verstedelijkten en de geldeconomie er haar intrede had gedaan. In die periode was in de Hooglanden tevens een industrie in kelp ontstaan: zeewier werd als meststof gebruikt.
Ten gevolge van het feodale proces waarbij een overste enkele mensen in dienst nam, gecombineerd met het gebruikelijk worden van betalen in geld, namen verschillende mensen, niet in het minst uit de Laaglanden, stukken grond in de Highlands in leasing, de zogenaamde tacksmen. Zij lieten deze grond door boeren bewerken, die het land tegelijk bewoonden: op die wijze ontstond een georganiseerde industrie van huren en verhuren, waarbij diegenen die onderaan de ladder stonden, belasting verschuldigd waren aan de grondeigenaars, die op hun beurt de tacksmen moesten betalen. De accumulatie van het systeem leidde tot een gestadige toename van de belastingdruk op de kleine boeren, die niet alleen voor hun patroon dienden te werken, maar daarnaast uiteraard ook in hun eigen onderhoud moesten voorzien. De zeewierindustrie werd in de loop van de 19de eeuw echter steeds minder belangrijk, doordat nieuwe bemestingssystemen hun intrede deden; daarenboven ontstond concurrentie tussen de traditionele landbouw op de domeinen van de grondeigenaars en de gerationaliseerde voedingswarenindustrie uit de Laaglanden. De grondeigenaars waren genoopt steeds hogere belastingen aan hun werknemers op te leggen, zodat de situatie voor hen langzaam maar zeker onhoudbaar werd.
Naarmate de grondeigenaars hun inkomsten zagen slinken en velen bankroet gingen, stiet het systeem op hevig verzet. De boeren namen dikwijls hun toevlucht tot alcoholisme, en er ontstonden hevige conflicten waarbij tacksmen werden aangevallen. De situatie werd verergerd door de Ierse hongersnood, die Schotland niet onberoerd liet, en geregelde politieke opstanden van het Jacobitisme. Deze conflictperiode wordt wel de Landoorlog van de Highlands genoemd, omdat grond onbetaalbaar was geworden. Het uiteindelijke gevolg was massale emigratie van Hooglanders, waarbij de meerderheid naar Amerika uitweek. Boeren die de huur niet meer konden betalen werden uit hun huis gezet; daarnaast vertrokken velen vrijwillig.
Een speciale commissie werd in 1886 vanuit Londen naar de Hooglanden gestuurd om het probleem te onderzoeken. Er werd besloten het systeem van tacksmen en onderaanneming af te schaffen, maar in die tijd was het kwaad reeds geschied: de Hooglanden waren leeggelopen en bleven tot diep in de 20ste eeuw een achtergestelde regio.
Men dient op te merken dat de evolutie van uitwijking een langdurig proces was: reeds rond 1750 vertrokken de eerste tacksmen naar andere oorden, en de tendens stopte niet na 1886. Ook vandaag is er een bevolkingsafname in de afgelegen regio's, te wijten aan de beperkte economische mogelijkheden die de barre geografische omstandigheden bieden. Een ander gevolg, zij het zeker niet enkel om die reden, was de verdere achteruitgang van de Schots-Gaelische taal: de ontvolking van de Hooglanden heeft een drastische versplintering van het Keltische taalgebied teweeggebracht, waarbij emigranten doorgaans al na één generatie in hun nieuwe omgeving hun taal verloren.