Slag op de Zuiderzee
Van Wikipedia
De Slag op de Zuiderzee op 11 oktober 1573 was een treffen tussen de watergeuzen en een Spaanse vloot, dat werd gewonnen door de watergeuzen.
Voorafgaand aan de Slag op de Zuiderzee hadden de watergeuzen enkele strategische plaatsen veroverd, zoals Den Briel (1 april 1572), Vlissingen (22 april 1572) en Enkhuizen (21 mei 1572). Hiermee konden de geuzen de Rijn, Schelde en Zuiderzee blokkeren.
Deze blokkades leidden ertoe dat de Spaanse troepen onder leiding van de hertog van Alva het financieel moeilijk kregen. In militair opzicht waren de Spanjaarden op dat moment wel succesvol: vele steden vielen in hun handen, waaronder Mechelen, Zutphen, Naarden en de steden in Gelderland en Overijssel.
Op 13 juli 1573 viel Haarlem in handen van de Spanjaarden, waarmee de opstandelingen in Noord- en Zuid Holland van elkaar gescheiden raakten. Overtuigd van een snelle overwinning stootte Alva door naar Alkmaar. Dit beleg moest hij echter staken, doordat de dijken werden doorgestoken.
De blokkade van Amsterdam was Alva een doorn in het oog. Hij besloot in september 1573 tot een aanval op de watergeuzen nabij Schellingwoude. Op 14 september beschoten Spaanse schepen de schansen en vielen over land troepen aan. De schans werd veroverd, maar de watergeuzen konden met hun schepen vluchten. De Spanjaarden besloten daarop de geuzen uit de Zuiderzee te verjagen, maar door het slechte weer moesten ze hun plannen enkele weken uitstellen. Dit uitstel gaf de geuzen de gelegenheid weer enigszins te herstellen van de aanval bij Schellingwoude.
Op 3 oktober deden de Spanjaarden een nieuwe poging. De watergeuzen lagen onder leiding van Cornelis Dirkszoon, burgemeester van Monnickendam, inmiddels bij Marken. Op 5 oktober vonden de eerste beschietingen plaats. De watergeuzen hadden in vergelijking met de Spanjaarden veel minder munitie, en probeerden daarom Spaanse schepen te enteren om aan boord man tegen man te vechten. Op 6 oktober werden de vijandelijkheden voortgezet: aan beide kanten vielen veel slachtoffers, maar de strijd was nog onbeslist.
De volgende dagen was er een gedwongen pauze: door de wind waren de geuzen naar het noorden gedreven en voor anker gegaan bij Hoorn. Pas op 11 oktober draaide de wind weer, waarop de geuzen koers zetten naar de Spaanse schepen. Opnieuw werd er zwaar gevochten. De geuzen slaagden erin de mast van het Spaanse vlaggenschip om te hakken. Op het moment dat de andere Spaanse schepen dit zagen, vluchtten ze naar de veilige haven van Amsterdam. Alleen achtergebleven gaf de Spaanse bevelhebber Maximilien de Hénin-Liétard, heer van Bossu zich over, op voorwaarde dat hij en zijn mannen niet gedood zouden worden. Dit werd hem toegezegd. Bossu werd gevangengenomen en uiteindelijk in 1576, na de Pacificatie van Gent, vrijgelaten. De Spaanse soldaten die gevangen werden genomen, werden geruild tegen gevangen genomen Haarlemmers.
Door het mislukte beleg van Alkmaar en de verloren slag op de Zuiderzee, was Alva's poging Noord Holland te veroveren definitief mislukt. Enkele dagen later vertrok Alva, bang voor rellen in Amsterdam, als een dief in nacht de stad. Niet lang daarna zou hij terugkeren naar Spanje.
In 1663 werd door de raad van de zeven belangrijkste steden van West-Friesland aan Jan Theunisz. Blanckerhoff opdracht gegeven een schilderij te vervaardigen wat het verloop van de slag moest uitbeelden. Dit kunstwerk werd in 1668 voltooid, en is sindsdien te bewonderen in het Statenlogement te Hoorn.
In het Westfries Museum bevinden zich nog een gouden drinkbeker en twee zwaarden, die bij de verovering van Bossu's schip buitgemaakt werden.