Sonnet
Van Wikipedia
Een sonnet (< Italiaans sonetto of Provençaals sonet 'liedje') of klinkdicht is een veertienregelig metrisch gedicht. Het is door de eeuwen heen waarschijnlijk de populairste dichtvorm in de westerse letterkunde.
Inhoud |
[bewerk] Structuur
De minimale eis aan een sonnet is dat het bestaat uit veertien versregels. In de oorspronkelijke, Italiaanse vorm worden deze verder onderverdeeld in vier strofen. De eerste twee strofen bestaan uit vier regels, de kwatrijnen. Samen heten deze strofen het octaaf. De laatste twee strofen hebben elk drie regels, de terzinen. Deze strofen heten samen het sextet. Na het octaaf ligt een inhoudelijke wending, ook wel chute of volta genaamd. De gedeelten voor en na de chute vormen een eenheid van vorm en inhoud. Het octaaf beschrijft bijvoorbeeld een landschap en het sextet geeft een overpeinzing bij dit landschap.
De versregels zijn over het algemeen metrisch gestructureerd, maar de ritmische vorm verschilt per taalgebied. In het moderne Nederlands is – net als bijvoorbeeld in het Engels – de jambische pentameter het gebruikelijkst. In de Franse klassieke periode, en in navolging daarvan ook bij Nederlandse renaissancedichters als P.C. Hooft, was de alexandrijn gebruikelijker.
Het rijmschema is vaak abba abba cde cde, hoewel ook andere rijmschema's, bijvoorbeeld cdccdc of cdedce gebruikt werden.
In Engeland schreef William Shakespeare veel sonnetten in de vorm van het naar hem genoemde Shakespeariaanse sonnet. Dit sonnet bestaat uit drie coupletten van vier regels, gevolgd door een couplet van twee regels. De gebruikte rijmschema's hierbij zijn abab cdcd efef gg en abab bcbc cdcd ee. Ook het Shakespeareaanse sonnet is door Nederlandstalige dichters veel nagevolgd.
Een reeks sonnetten over hetzelfde onderwerp heet een sonnettencyclus of sonnettenkrans.
[bewerk] Geschiedenis
De oorsprong van het sonnet ligt in het dertiende-eeuwse Italië, waar het vermoedelijk aan het hof van Keizer Frederik II werd 'uitgevonden', mogelijk door Giacomo da Lentini. De beroemdste vroege sonnettenschrijver was echter Francesco Petrarca, wiens Canzoniere grotendeels uit sonnetten bestond. Ook Dante publiceerde vele sonnetten.
Hierna werd het sonnet al snel populair in heel (West-)Europa, en ontstond er een veelheid van variaties op de vaste vorm. Schrijvers als de Engelsman William Shakespeare, de Fransman Pierre de Ronsard en de Duitser Martin Opitz gaven ieder een eigen draai aan de versvorm.
In de achttiende eeuw raakte het sonnet enige tijd uit de gratie, maar rond de tijd van de Franse Revolutie dook het gedicht in allerlei landen weer op. Dichters als August Wilhelm Schlegel en Johann Wolfgang von Goethe in Duitsland, William Wordsworth in Engeland, Aleksandr Poesjkin in Rusland schreven vele beroemde sonnetten. Sindsdien lijkt het veertienregelige gedicht uit geen enkele Europese literaire traditie verdwenen.
[bewerk] Het sonnet in de Nederlandse letterkunde
Lucas de Heere introduceerde het sonnet in de zestiende eeuw in de Nederlandse literatuur, maar het genre kwam hier pas tot bloei toen in de 17e eeuw dichters als Joost van den Vondel, Roemer Visscher, G.A. Bredero en vooral P.C. Hooft sonnetten begonnen te schrijven. Daarna is het sonnet nooit helemaal verdwenen. In de achttiende en een groot deel van de negentiende eeuw werden er weliswaar minder sonnetten geschreven, maar Jacques Perk en de Tachtigers herintroduceerden de vorm weer. In de twintigste eeuw schreven vooraanstaande dichters als Martinus Nijhoff en J.C. Bloem veel beroemd geworden sonnetten. Na de Tweede Wereldoorlog raakte het sonnet weer even uit de gratie, maar in de jaren zeventig stonden weer enkele dichters op als Jan Kuijper en Gerrit Komrij die vol overtuiging teruggrepen op het sonnet. Plezierdichter Kees Stip, meer bekend van zijn dierengedichten, schreef 144 sonnetten.
[bewerk] Tekstvoorbeeld
Het volgende Nederlandse sonnet is van Martinus Nijhoff:
-
- De moeder de vrouw
- Ik ging naar Bommel om de brug te zien. (a)
- Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden (b)
- die elkaar vroeger schenen te vermijden, (b)
- worden weer buren. Een minuut of tien (a)
- dat ik daar lag, in 't gras, mijn thee gedronken, (c)
- mijn hoofd vol van het landschap, wijd en zijd - (d)
- laat mij daar midden uit oneindigheid (d)
- een stem vernemen dat mijn oren klonken. (c)
- Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer (e)
- kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren. (f)
- Zij was alleen aan dek, zij stond bij 't roer, (e)
- en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren. (f)
- O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer. (e)
- Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren. (f)