Twentsche Bank
Van Wikipedia
De Twentsche Bank werd in 1841 opgericht door de Enschedese notabele Benjamin Willem Blijdenstein Jr (1811-1866), met als primaire doelgroep de textielindustrie in de Twentse regio. Met de groei van textielexport naar zuidoost Azië zag hij al snel kans een kantoor in Londen te openen, dat door zijn zoon en naamgenoot werd bestuurd. Dit kantoor is nu het oudste buitenlande bankkantoor in Londen. Deze opzet legde de basis voor het financiële verkeer tussen Londen (import van grondstoffen en verkoop van eindproducten), Enschede (productie) en Amsterdam (export naar Nederlands-Indië).
De Twentsche Bankvereeniging werd op 24 juni 1861 als een partnerschap opgericht. De naam werd in 1869 gewijzigd in Twentsche Bankvereeniging B.W. Blijdenstein & Co. (TBV). De belangrijkste activiteit was in de eerste decennia de financiële handel en wandel rondom de export van textiel naar Nederlands-Indië, maar langzamerhand werden de activiteiten uitgebreid, onder meer door oprichting van de Wissel- en Effectenbank (Rotterdam, 1879), Stichtse Bank (Utrecht, 1884) en Bank voor Effecten- en Wisselzaken (Den Haag, 1893). Ook werden kantoren opgezet in het Duitse Westfalen, een regio die een soortgelijke economische ontwikkeling doormaakte als Twente. In Parijs werd in 1909 een belang genomen in Banque Jordaan, en ook binnenslands werden belangen verworven in diverse provinciale bankbedrijven, zoals Bergsma & Dikkers (Hengelo, 1906), Lissesche Bankvereeniging (Lisse, 1907) en D.A. Wisselink (Alkmaar, 1911).
In 1917 werd de Twentsche Bankvereeniging een naamloze vennootschap, in eerste instantie zeer tegen de zin van de Blijdensteins. De naam werd bij die gelegenheid gewijzigd in Twentsche Bank (TB). De Wissel- en Effectenbank en Bank voor Effecten- en Wisselzaken werden van zelfstandige dochterbedrijven omgezet in afdelingen van TB, en hetzelfde lot onderging de Stichtse Bank in Utrecht.
De groei werd voortgezet door inlijving van B.W. Blijdenstein Jr. (Enschede) en Ledeboer & Co. (Almelo), die tot dan toe juridisch zelfstandige entiteiten waren geweest. Ook andere financiële instellingen, waarin TB een belang had, werd vanaf 1931 ingelijfd: Provinciale Bank voor Limburg, Lissesche Bankvereeniging, Geldersch-Overijsselsche Bankvereeniging, Groninger Bank, Bank van Wisselink en Haarlemsche Bankvereeniging werden kantoren van de Twentsche Bank.
Na de Tweede Wereldoorlog zette het consolidatieproces zich voort. De eerste grote overname na de oorlog was die van Van Ranzow's Bank (Arnhem, 1950), gevolgd door Van Mierlo en Zoon (Breda, 1952).
Twentsche Bank was van oudsher een vooruitstrevende bank. In de late jaren 50 had zij bijvoorbeeld de persoonlijke lening geïntroduceerd, en met de overname van de Industrieele Disconto Maatschappij kreeg TB nog meer voet aan de grond in consumentenkredieten.
Op 3 oktober 1964 fuseerde de Twentsche Bank met de Nederlandsche Handel-Maatschappij tot Algemene Bank Nederland.