Autoradio
Van Wikipedia
De vroegste toepassing van elektronica in de auto was de autoradio. Vanaf het moment dat de radio uit het uitvinders- en amateurstadium groeide, aan het begin van de jaren twintig, begon de ontwikkeling van de 'motorised radio' zoals de autoradio aanvankelijk in Engeland werd genoemd. Het was alsof de twee belangrijkste uitvindingen van het laatste kwart van de 19e eeuw op het gebied van de communicatie elkaar opzochten om te benadrukken dat beide ontstaan waren met het doel, de ruimte om ons heen te verkleinen. En niet de benzine-auto, maar de stoom- en de elektrisch aangedreven auto waren de eerste 'mobiele radiostations'.
De eerste toepassing dateert mogelijk van voor de negentiende eeuw, toen de Italiaanse uitvinder Guglielmo Marconi (1874-1937) proeven deed met zijn draadloze telegraaf, ingebouwd in een stoombus van Thornycroft. De tests vonden plaats in het Engelse Chelmsford in 1901. Marconi's uitvinding dateert uit 1895 en was gebaseerd op het inzicht, in 1886 geformuleerd door de Duitser Heinrich Hertz, dat tussen een stel elektroden, in serie geschakeld met een inductiespoel en een energiebron, een oscillerende vonkontlading kon worden opgewekt, die het transport van elektromagnetische energie in de vorm van een serie golven op gang bracht die elders door een geschikte 'detector' konden worden ontvangen.
De detector in het concept van Hertz was een eenvoudige metalen ring, maar al tijdens de eerste jaren van de twintigste eeuw werden zogenaamde 'kristaldetectoren' beproefd. In 1904 octrooieerde de Engelsman John Ambrose Fleming (1849-1945), wetenschappelijk adviseur van de Marconi Company een vacuumtriode. Een jaar later octrooieerde de Amerikaan Lee De Forest een vergelijkbaar concept dat hij 'Audion' noemde. De Forest was in 1907 de eerste, die de triode als radiodetector toepaste. In Amerika vond ook het volgende hoofdstuk van deze ontwikkeling plaats. Daar had dezelfde De Forest al in 1903 een elektrische auto uitgerust met zijn vinding zodat 'de elektriciteit die de auto voortdrijft als hij in beweging is, ook voor draadloze telegrafie gebruikt kan worden als hij stil staat'. Op de in 1904 georganiseerde Louisiana Purchase Exposition in St. Louis, Missouri, stond op de stand van De Forest zijn 'Auto Wireless No. 1' tentoongesteld.
Na de Eerste Wereldoorlog werd de radio, zij het buiten de auto, tot een massa-artikel, vooral toen in 1920 de eerste commerciële radiostations de lucht in gingen.
Cadillac was de eerste automobielfabrikant die de autoradio in haar modellen als optie aanbood. Reeds in 1922 werd er een Burndept-toestel in deze auto's gemonteerd.
De eerste helft van de jaren dertig werden, ondanks de diepe depressie waarin de economie was geraakt, de gouden jaren van de Amerikaanse autoradio. Chrysler, Ford en Studebaker gaven in 1934 de aanzet tot een typisch Amerikaanse ontwikkeling; de toepassing van autoradio's die qua ontwerp per model op het interieur waren afgestemd. Tussen het begin van deze periode, 1930 en eind 1935 werden er bijna twee miljoen eenheden verkocht, waarvan het merendeel (1,2 miljoen) in 1935. In 1938 werd de tienmiljoenste autoradio verkocht. De golf sloeg ook over naar Europa. Daar bood het Engelse Crossley in 1933 een autoradio aan als optie. Gevolgd door Hillman en een jaar later de Triumph Dolomite. Fiat bouwde in 1935 in een aantal modellen de radio standaard in.
Later kwamen er ook platenspelers en cassettespelers op de markt. De laatste vooral bekend vanwege de fameuze '8 track' met stereoweergave, voor het eerst toegepast door Ford in 1966.