Bucolische poëzie
Van Wikipedia
De bucolische (of pastorale, of herders-) poëzie is in oorsprong een literair genre uit de Oudheid (herdersdichten, van het Grieks boukolos = herder).
Het is de verzamelnaam voor alle poëzie (maar soms ook wel proza- en toneelliteratuur) die geïnspireerd is op het landleven, dat dan geïdealiseerd wordt gezien door de bril van de van het ware landleven vervreemde stedeling uit de hellenistische grootsteden. Ze beschrijft dan ook een wereld van gelukkige landlieden die een bestaan van natuurlijke vreugden en (vermeende!) zorgeloosheid leiden.
Het genre bestond zoals gezegd reeds in de oudheid: in het begin van de Hellenistische tijd kreeg de Griekse landstreek Arcadië in de bucolische literatuur de reputatie van een idyllisch geluksland, waar herders in de eenvoud van ideale landelijke omstandigheden een natuurlijk, niet door de beschaving bedorven leven zouden leiden.
Na een bloeiperiode in de Alexandrijnse tijd (o.m. Theocritus) en navolging in de Romeinse tijd (Vergilius) kwam de pastorale (van het Latijnse pastor = herder) tot nieuwe bloei in de Italiaanse Renaissance, en vond ook navolging in onze letterkunde: (P.C. Hoofts Granida, Vondels Leeuwendalers). Onder de naam Arcadia verschenen in de 17e eeuw verscheidene herderromans, bijvoorbeeld de Batavische Arcadia van Johan van Heemskerk.
In de renaissance deed het bucolische of pastorale element ook zijn intrede in de schilderkunst, met name in Venetië. In de uitbeelding van “Arcadische landschappen” mag men de verheerlijking van het pastorale leven zien. Ook in de (klassieke) muziek wordt regelmatig een "bucolische" of "pastorale" sfeer opgeroepen (vbn.: Haendel, "Herdersmelodie" uit "De Messias"; Bach, Brandenburgs Concerto nr. 4; Beethoven, Symfonie nr. 6 de "Pastorale"; Schubert, "Herdersmelodie" en "Herderskoor" uit "Rosamunde", ... etc ...)